Hoofdstuk 6 (deel 3) - arbeidsproductiviteit

Welkom  
economen!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom  
economen!

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 6
Markten

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Ik weet wat arbeidsproductiviteit is en hoe je deze berekent.
  • Ik weet wat werkloosheid is en hoe je het berekent.

Slide 3 - Tekstslide

Programma
  • Bespreken opgave 6.24
  • Uitleg arbeidsproductiviteit/ werkloosheid 
  • Opdracht werkloosheid
  • Maken 6.29 t/m 6.35

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit = 
  • Hoeveel iemand (of een groep mensen) produceert in een bepaalde tijd. 
  • Hoe hoger de arbeidsproductiviteit hoe meer
    iemand produceert in minder tijd

Slide 6 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
 Formule arbeidsproductiviteit per uur =
 Totale productie  : Totaal aantal gewerkt uren


 Formule arbeidsproductiviteit per werknemer:
 Totale productie : Totaal aantal werknemers


Slide 7 - Tekstslide

Hoe kan een bedrijf er voor zorgen dat de arbeidsproductiviteit omhoog gaat?

Slide 8 - Open vraag

Verhogen Arbeidsproductiviteit
  1. Door mechanisatie. Dit is dat machines het werk van mensen overneemt
  2. Door automatisering. Dit is dat computers het werk van mensen overneemt
  3. Door een goede werksfeer
  4. Door verbetering van de arbeidsomstandigheden
  5. Door verbetering van de arbeidsvoorwaarden
  6. Door arbeidsverdeling. Dit is dat iedereen doet waar hij/zij goed in is
  7. Door scholing

Slide 9 - Tekstslide

Waarom gaat de arbeidsproductiviteit niet omhoog als je meer personeel aanneemt?

Slide 10 - Open vraag

Verhogen arbeidsproductiviteit
Dus NIET door:
  • Meer mensen aan te nemen. Je gaat wel meer doen, maar niet in minder tijd.
  • Meer uren te gaan werken. Je gaat wel meer doen, maar niet in minder tijd.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe ontstaat werkloosheid, gebruik in je antwoord de termen vraag en aanbod

Slide 12 - Open vraag

Werkloosheid
Als er meer aanbod (werknemers) van arbeid is en minder vraag (werkgevers) naar arbeid is er werkloosheid

Denkstappen:
  1. er zijn meer mensen die een baan zoeken dan dat er vacatures zijn
  2. er is werkloosheid
  3. werkgevers hebben keuze uit werknemers
  4. de arbeidsvoorwaarden zullen slechter worden voor werknemers 

Slide 13 - Tekstslide

Oorzaken werkloosheid?

Slide 14 - Woordweb

Oorzaken van werkloosheid
  • Het slechter gaat met de economie (vooral conjunctuurgevoelige bedrijven) 
  • Mechanisatie en automatisering 
  • Opleiding past niet bij de banen die er zijn  
  • Bedrijven vertrekken naar het buitenland 
  • Stijging beroepsbevolking 

Slide 15 - Tekstslide

Krappe of ruime arbeidsmarkt?
  • Krappe = veel vraag naar personeel en weinig aanbod   Gevolg = Weinig werkloosheid + goede arbeidsvoorwaarden = gunstig voor werknemer

  • Ruime =  weinig vraag naar personeel en veel aanbod   Gevolg = Veel werkloosheid en slechte arbeidsvoorwaarden = gunstig voor werkgever

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Is er op dit moment een krappe of een ruime arbeidsmarkt in NL? Leg je antwoord uit (want, omdat)

Slide 18 - Open vraag

Maken 6.29 t/m 6.35 (huiswerk)
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Wat is een markt?
  • Hoe werkt vraag en aanbod?
  • Hoe bepaal je een verkoopprijs?
  • Wat is een evenwichtsprijs en wat is een evenwichtshoeveelheid en hoe kun je deze berekenen?
  • Wat is het verschil tussen consumeren en investeren?
  • Weten wat vraag en aanbod is op de arbeidsmarkt.
  • Weten hoe loon tot stand komt op de arbeidsmarkt.
  • Ik weet wat arbeidsproductiviteit is en hoe je deze berekent.
  • Ik weet wat werkloosheid is en hoe je het berekent.

Slide 20 - Tekstslide