1 vmbo-kgt thema 6.5 Voortplanting bij planten en dieren: vruchten en zaden
thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6. bevruchting
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1
In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6. bevruchting
Slide 1 - Tekstslide
wat gaan we vandaag doen?
herhaling vorige lessen: bestuiving/bevruchting
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 6.4 vruchten en zaden
6.5 voortplanting bij dieren
herhalen leerdoelen
Slide 2 - Tekstslide
Sleep naar de goede plaats
stempel
Bloem bodem
stijl
Vrucht beginsel
Eicel
Zaad beginsel
Slide 3 - Sleepvraag
grote
kroonbladeren
plakkerig
stuifmeel
geen geur
vertakte
stampers
nectar
kleurige
kroonbladeren
meeldraden buiten de bloem
geur
licht stuifmeel
onopvallende kroonbladeren
wind
bestuiving
insecten
bestuiving
Slide 4 - Sleepvraag
Bij welk onderdeel vind de bestuiving plaats?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 5 - Quizvraag
Bij welk onderdeel vind de bevruchting plaats?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 6 - Quizvraag
leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kun je beschrijven hoe een vrucht ontstaat uit een vruchtbeginsel.
Slide 7 - Tekstslide
6.5 Voortplanting bij dieren
Slide 8 - Tekstslide
Inleiding
Na de bevruchting ontstaan in het vruchtbeginsel 1 of meerdere zaden. Het vruchtbeginsel is het begin van een vrucht.
Vruchten zijn er in alle soorten en maten.
Slide 9 - Tekstslide
6.4 Vruchten en zaden
Na de bevruchting verandert er veel in een bloem.
In het vruchtbeginsel beginnen 1 of meer zaadbeginsels te groeien.
Alleen de zaadbeginsels waarin de eicellen zijn bevrucht, groeien uit tot zaden.
De andere zaadbeginsels
in het vruchtbeginsel verschrompelen.
Slide 10 - Tekstslide
6.4 Vruchten en zaden
Het vruchtbeginsel wordt groter.
Het groeit uit tot een vrucht.
De zaden bevinden zich in de vrucht.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
6.4 Vruchten en zaden
De vrucht van een bonenplant heet een peulvrucht.
Dit zijn langwerpige vruchten.
In de afbeelding op de vorige bladzijde zie je de veranderingen bij een bloem van een bonenplant.
We gaan deze veranderingen stap voor stap bekijken.
Slide 13 - Tekstslide
1: de bloem voor de bevruchting.
2: Na de bevruchting beginnen het vruchtbeginsel en de zaadbeginsels te groeien.
Slide 14 - Tekstslide
3. De kroonbladeren en de meeldraden vallen af, het vruchtbeginsel wordt steeds langer.
4. De bloemkelk verschrompelt, er blijft alleen een restant over. Ook van de stijl blijft alleen een restant over, ze zaadbeginsels worden groter.
Slide 15 - Tekstslide
5. Als de boon rijp is, wordt de zaadhuid donkerder.
Uiteindelijk breekt de vrucht open en komen de zaden vrij.
Slide 16 - Tekstslide
In de afbeelding links zie je een doorsnede van een appel en een peer. In het klokhuis zitten pitten. De pitten zijn de zaden van een appel en een peer.
Slide 17 - Tekstslide
In de afbeelding links zie je een paprika, met in het midden de pitten.
Peulen, kersen, tomaten, appels, peren en paprika's zijn vruchten.
Bonen, erwten en pitten zijn zaden.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
VRAGEN??
Slide 20 - Tekstslide
6.4 Vruchten en zaden: lees de tekst en maak de opdrachten:
o
Slide 21 - Tekstslide
Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.5 Voortplanting bij dieren
Slide 22 - Tekstslide
Wat is bevruchting bij planten?
A
als een plant een vrucht heeft
B
als de kern van de stuifmeelkorrel samensmelt met de kern van de eicel
C
als een boom appels heeft
D
Als een plant stuifmeelkorrels heeft
Slide 23 - Quizvraag
Wat is geen peulvrucht?
A
B
C
D
Slide 24 - Quizvraag
leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen dat bij bevruchting elk van de ouders de helft van de chromosomen levert.
- kan je voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting.
Slide 25 - Tekstslide
Inleiding
Als de kernen van een mannelijke en een vrouwelijke geslachtscel versmelten, vindt er bevruchting plaats.
Er ontstaat een bevruchte eicel.
Slide 26 - Tekstslide
6.5 Voortplanting bij dieren
Een zaad ontstaat uit een zaadbeginsel waarvan de eicel is bevrucht. Als bij voortplanting bevruchting plaatsvindt, noem je dat geslachtelijke voortplanting.
Bij geslachtelijke voortplanting versmelt de kern van een mannelijke geslachtscel met de kern van een vrouwelijke geslachtscel.
Bij zaadplanten zijn dat de kern van een stuifmeelkorrel en de kern van een eicel.
Slide 27 - Tekstslide
Elke celkern bevat chromosomen.
Chromosomen zijn lange, dunne 'draden'.
Chromosomen bevatten de informatie voor de erfelijke eigenschappen.
Slide 28 - Tekstslide
6.5 Voortplanting
Geslachtelijke voortplanting
Bij zaadplanten is de helft van de chromosomen in de bevruchte eicel afkomstig van de eicel en de andere helft van de stuifmeelkorrel.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
6.5 Voortplanting
De bevruchte eicel groeit uit tot een kiem en de kiem groeit uit tot een nieuwe plant.
Bij elke celdeling worden de chromosomen gekopieerd.
Zo krijgen alle cellen van de nieuwe plant dezelfde bevruchte eicel.
Slide 31 - Tekstslide
Samenvattend
De helft van de chromosomen in de bevruchte eicel komt van de moederplant en de helft van de vaderplant.
Bij geslachtelijke voortplanting levert elke ouder de helft van de chromosomen.
De nieuwe plant heeft daardoor niet precies dezelfde erfelijke eigenschappen als de twee ouderplanten.
Slide 32 - Tekstslide
Bij geslachtelijke voortplanting hebben de nakomelingen niet precies dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouders!!!
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
geslachtelijke voortplanting
De mannelijke geslachtscel bij dieren heet een zaadcel.
De vrouwelijke geslachtscel bij dieren heet een eicel, net als bij planten.
Uit een bevruchte eicel kan door celdeling een nieuw dier groeien.
De nakomelingen hebben dan niet precies dezelfde eigenschappen als de ouders.
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Eieren
vogels
kikkers, vissen en insecten.
Bevruchting buiten het lichaam noem je uitwendige bevruchting.
Dit komt bijvoorbeeld voor bij vissen.
Slide 37 - Tekstslide
In het water
Bij kikkers zit het mannetje tijdens de paring boven op het vrouwtje.
Het mannetje geeft zaadcellen af net op het moment dat het vrouwtje eicellen afzet.
-> filmpje kikkers
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Video
Insecten:inwendige bevruchting
Bevruchting -> eitjes -> larven -> insect
Ook bij vogels en zoogdieren vindt de bevruchting plaats in het lichaam van het vrouwtje.
Slide 40 - Tekstslide
VRAGEN??
Slide 41 - Tekstslide
herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen dat bij bevruchting elk van de ouders de helft van de chromosomen levert.
- kan je voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting.
Slide 42 - Tekstslide
herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kun je beschrijven hoe een vrucht ontstaat uit een vruchtbeginsel.