1 KGT Th. 6.5 Voortplanting bij dieren

Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.5 Voortplanting bij dieren
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.5 Voortplanting bij dieren

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- herhalen vorig les: 6.4 Vruchten en zaden
- leerdoelen vandaag
- nieuwe theorie: 6.5 Voortplanting bij dieren
- zelf aan de slag met de opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Wat is bevruchting bij planten?
A
als een plant een vrucht heeft
B
als de kern van de stuifmeelkorrel samensmelt met de kern van de eicel
C
als een boom appels heeft
D
Als een plant stuifmeelkorrels heeft

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen peulvrucht?
A
B
C
D

Slide 4 - Quizvraag

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 5 - Quizvraag

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 6 - Quizvraag


Een banaan is een zaad
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het vruchtvlees?
A
Het zachte, soms eetbare gedeelte van de vrucht
B
Het zachte, niet eetbare gedeelte van de vrucht

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen dat bij bevruchting elk van de ouders de helft van de chromosomen levert.
- kan je voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting.

Slide 9 - Tekstslide

Inleiding
Als de kernen van een mannelijke en een vrouwelijke geslachtscel versmelten, vindt er bevruchting plaats.
Er ontstaat een bevruchte eicel.

Slide 10 - Tekstslide

6.5 Voortplanting bij dieren
Een zaad ontstaat uit een zaadbeginsel waarvan de eicel is bevrucht. Als bij voortplanting bevruchting plaatsvindt, noem je dat geslachtelijke voortplanting.

Bij geslachtelijke voortplanting versmelt de kern van een mannelijke geslachtscel met de kern van een vrouwelijke geslachtscel.
Bij zaadplanten zijn dat de kern van een stuifmeelkorrel en de kern van een eicel.

Slide 11 - Tekstslide

Elke celkern bevat chromosomen.

Chromosomen zijn lange, dunne 'draden'.

Chromosomen bevatten de informatie voor de erfelijke eigenschappen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

6.5 Voortplanting bij dieren
De bevruchte eicel groeit uit tot een kiem en de kiem groeit uit tot een nieuwe plant.

Bij elke celdeling worden de chromosomen gekopieerd.
Zo krijgen alle cellen van de nieuwe plant dezelfde bevruchte eicel.

Slide 14 - Tekstslide

6.5 Voortplanting bij dieren
De helft van de chromosomen in de bevruchte eicel komt van de moederplant en de helft van de vaderplant.

Bij geslachtelijke voortplanting levert elke ouder de helft van de chromosomen.
De nieuwe plant heeft daardoor niet precies dezelfde erfelijke eigenschappen als de twee ouderplanten.

Slide 15 - Tekstslide

Bij geslachtelijke voortplanting hebben de nakomelingen niet precies dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouders!!!

Slide 16 - Tekstslide

6.5 Voortplanting bij dieren
Bij alle dieren vindt geslachtelijke voortplanting plaats.
De mannelijke geslachtscel bij dieren heet een zaadcel.
De vrouwelijke geslachtscel bij dieren heet een eicel, net als bij planten.

Uit een bevruchte eicel kan door celdeling een nieuw dier groeien.
De nakomelingen hebben dan niet precies dezelfde eigenschappen als de ouders.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

6.5 Voortplanting bij dieren
Bij vogels komen de jongen (kuikens) uit een ei.
Ook andere dieren leggen eieren, zoals kikkers, vissen en insecten.
Bij dieren die hun eieren in het water leggen, kan de bevruchting in het water plaatsvinden (buiten het lichaam).
Bevruchting buiten het lichaam noem je uitwendige bevruchting.

Dit komt bijvoorbeeld voor bij vissen.

Slide 19 - Tekstslide

Bij kikkers zit het mannetje tijdens de paring boven op het vrouwtje.

Het mannetje geeft zaadcellen af net op het moment dat het vrouwtje eicellen afzet.

De bevruchting vindt plaats in het water.

Het mannetje kan wel enkele dagen op het vrouwtje blijven zitten.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

6.5 Voortplanting bij dieren
Bij insecten vindt de bevruchting meestal plaats in het lichaam van het vrouwtje.
Dit noem je inwendige bevruchting.

Na de bevruchting zet het vrouwelijke insect eitjes af. In de eitjes ontwikkelen zich larven.
Ook bij vogels en zoogdieren vindt de bevruchting plaats in het lichaam van het vrouwtje.

Slide 22 - Tekstslide

6.5 Voortplanting bij dieren
Bij geslachtelijke voortplanting komen de chromosomen van 2 organismen bij elkaar in de bevruchte eicel.

Bij zaadplanten is de helft van de chromosomen in de bevruchte eicel afkomstig van de eicel en de andere helft van de stuifmeelkorrel.

Slide 23 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
bevruchting
chromosomen
geslachtelijke voortplanting
versmelten
erfelijk
uitwendig en inwendig

Slide 24 - Tekstslide

VRAGEN??

Slide 25 - Tekstslide

Zelf aan de slag
6.5 Voortplanting bij dieren: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 10 maken
(vanaf blz. 178)

Slide 26 - Tekstslide