H2 Optellen en aftrekken

 Optellen en aftrekken 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

 Optellen en aftrekken 

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Je weet hoe je bij optellen verschillende manieren van handig rekenen kunt optellen: omkeren, rijgen, splitsen, veranderen, schakelen. 

Slide 2 - Tekstslide

Omkeren
Je kunt de getallen in een optelling omkeren. De uitkomst blijft hetzelfde
28 + 765 = 793
765 + 28 = 793

Slide 3 - Tekstslide

Draai de som om:
26 + 765 wordt dan....
A
765 + 26
B
756 + 26
C
62 + 765
D
62 + 756

Slide 4 - Quizvraag

Rijgen
Je kunt rijgen door het tweede getal in een optelling te splitsen. 
voorbeeld: 364 + 128 = 
stap 1: splits het tweede getal (100 & 20 & 8)
stap 2: tel de honderdtallen, de tientallen en de eenheden bij het eerste getal op. 
364 + 100 = 464
464 + 20 = 484
464 + 8 = 492

Slide 5 - Tekstslide

Welke manier van rijgen is goed bij de som:
130 + 458
A
130 + 50 en 530 + 400 en 580 + 08
B
130 + 400 en 530 + 50 en 580 + 08

Slide 6 - Quizvraag

Splitsen
Je kunt ook beide getallen splitsen
voorbeeld: 467 + 256 = 
Stap 1: splits beide getallen (467 = 400, 60, 7) (256 = 200, 50, 6)
stap 2: tel de honderdtallen, tientallen en eenheden bij elkaar op 
400 + 200 = 600
60 + 50 = 110
7 + 6 = 13
Stap 3: tel de uitkomst op (600 + 110 + 13 = 723)

467 + 256 = 723

Slide 7 - Tekstslide

Splits de volgende som:
457 + 256
A
400 + 200 & 50 + 50 & 7 + 6
B
400 + 256 + 57

Slide 8 - Quizvraag

Veranderen
Je kunt een getal in en optelling veranderen in een getal waarmee je makkelijk kunt rekenen. Je maakt dan het ene getal groter en het andere getal kleiner
38 + 16 = 
40 + 14 = 
Je doet dus bij het ene getal 2 erbij dan bij ander getal 2 eraf. Tegen elkaar wegstrepen dus!! 

Slide 9 - Tekstslide

Verander de volgende som:
37 +142 wordt dan:

A
40 + 139
B
39 + 140
C
35 + 140
D
34 + 145

Slide 10 - Quizvraag

Schakelen
Je kunt een optelling met meer dan twee getallen makkelijker maken door te schakelen. Je telt dan eerst de twee getallen die bij elkaar passen. 
voorbeeld: 
78 + 4 + 16 = 
78 + 20 = 98
In stukje uitrekenen dus 

Slide 11 - Tekstslide

Wat wordt de nieuwe som bij schakelen:
152 + 6 + 70
A
152 + 67
B
158 + 70
C
152 + 64
D
152 + 76

Slide 12 - Quizvraag

Weghalen
Je kan bij optellen en aftrekken de nullen weghalen. De som wordt dan makkelijker:
126.000 + 43.000 wordt dan
126 + 43 = 169 ( en dan de nullen erachter zetten) is dus 169.000
NIET VERGETEN: je kan alleen gelijk aantal nullen weghalen
Nullen weghalen en weer terug zetten

Slide 13 - Tekstslide

Hoe ziet de som eruit als je de nullen weghaalt?
120.000.000 - 67.000.000
A
52.000.000
B
53.000.000
C
51.000.000
D
54.000.000

Slide 14 - Quizvraag

49.000 - 17.000 =
A
32.000
B
31.000
C
30.000
D
33.000

Slide 15 - Quizvraag

Maken opdracht 8 
timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

Reken met decimalen
Opties:
  • getallen splitsen
  • decimalen aan de ene kant decimalen erbij en dan aan de andere kant eraf
  • Splitsen

Slide 17 - Tekstslide

Maken
Opdracht 10 op blz 43
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Rekenen op papier
Getallen onder elkaar zetten. Let goed op dat je de waarde onder de juiste waarde zet

Slide 19 - Tekstslide

Maken
Opdracht 11 & 17 & 20 en 22
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Rekenen naar negatieve getallen
Soms kom je uit op negatieve uitkomst. 

15 - 40 = -25
(denk hierbij aan temperaturen:
Het water in een emmer is 15 graden (warm) en je doet er 40 ijsklontjes bij hoeveel graden is het dan in de emmer?

Slide 21 - Tekstslide

Maken
Opdracht 28 en eindopdracht
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide