§ 3 Fictie: tijd 2 mh

Planning
Op de hoek van je tafel
  • lesboek
  • Leesboek
  • Zuidschrift 
  • pen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Planning
Op de hoek van je tafel
  • lesboek
  • Leesboek
  • Zuidschrift 
  • pen

Slide 1 - Tekstslide

Woensdag
  • 10 minuten lezen
  • uitleg Fictie: tijd
  • opdrachten maken.
  • huiswerk voor volgende week 
  • afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen

     Ik kan tijdsprongen in een verhaal herkennen

Slide 3 - Tekstslide

vorige les

Ik weet hoe een schrijver tijd kan gebruiken om sfeer, spanning te creëren in een verhaal.

Slide 4 - Tekstslide

Ik weet hoe een schrijver tijd kan gebruiken om spanning te creëren in een verhaal.
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

chronologisch - niet-chronologisch
tijdsprongen
Een verhaal noem je chronologisch als de gebeurtenissen in een verhaal worden verteld in de volgorde waarin ze ook hebben plaatsgevonden. 
Voorbeeld: Dagboek van Anne Frank

Een verhaal is niet-chronologisch als de schrijver midden in een verhaal begint. de lezer komt er pas langzaam achter wat er gebeurt is. 
Voorbeeld: boeken van Mel Wallis de Vries

Slide 6 - Tekstslide

vertelde tijd - verteltijd 
Vertelde tijd: de tijdsperiode van een verhaal (bijvoorbeeld: twee minuten - twee jaar).


Verteltijd: Elk verhaal heeft een bepaalde lengte: woorden, zinnen, bladzijden (150 woorden, 2 minuten leestijd).

Slide 7 - Tekstslide

Wat is verteltijd en vertelde tijd?
Wat is het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd? 
  • de verteltijd =de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen, 
  • vertelde tijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal. 

Slide 8 - Tekstslide

Versnelling - vertraging
Een verhaal kan versneld worden door een sprong te maken in de tijd. Opeens gaat het verhaal na twee jaar verder (op de volgende bladzijde).

Een verhaal kan vertraagd worden door een bepaalde scene lang te laten voortduren gedurende het boek. Meestal worden de personages en de ruimte uitgebreid beschreven. 

Slide 9 - Tekstslide

flash forward - flash back
flash forward: ook wel vooruitwijzing genoemd. De lezer krijgt een tip over wat er verderop in het verhaal gebeurt.

flashback: wanneer een personages terugkijkt in de tijd (terugblik). Dit kan uitgebreid zijn, maar ook in een paar regels gebeuren. 

LET OP: in beide gevallen wordt de chronologie van het verhaal onderbroken

Slide 10 - Tekstslide

versnelling- vertraging - flash forward - flash back
  • Het viel niet op dat Anna niet kwam ontbijten. In de avond zou ze weglopen. Om 12 uur klom ze uit haar bed, douchte lang en sloop naar beneden. 


  •  versnelling

Slide 11 - Tekstslide

versnelling- vertraging - flash forward - flash back
Ze zou ’s avonds weglopen. Ze hoefde alleen nog maar de rest van de dag door te komen.

  • flashforward

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

versnelling- vertraging - flash forward - flashback
In deze scene is gebruik gemaakt van


  • flashback

Slide 14 - Tekstslide

Tijd bladzijde 69 en 70
Maken § 3
opdracht 1 en 2
Niet af?  Huiswerk volgende week maandag

Slide 15 - Tekstslide