Herhaling hoofdstuk 7

Economie - Herhaling hoofdstuk 7
In deze les gaan we de lesstof van hoofdstuk 1 herhalen. Het is de bedoeling dat je leert:

  1. welke overheden er zijn blz. 194 tot en met 197
  2. wat de overheid doet voor de economie blz. 194 tot en met 197
  3. hoe de overheid ons gedrag beïnvloedt blz. 194 tot en met 197
  4. waarom er sociale zekerheid is blz. 198 tot en met 201
  5. welke soorten sociale uitkeringen er zijn blz. 198 tot en met 201
  6. wie de sociale zekerheid betaalt blz. 198 tot en met 201
  7. wat het verschil is tussen de collectieve en de particuliere sector blz. 202 tot en met 205
  8. hoe een gemeente zijn inkomsten en uitgaven plant blz. 202 tot en met 205
  9. wat privatisering is blz. 202 tot en met 205
  10. wat de rijksbegroting is blz. 206 tot en met 209
  11. welke gevolgen een begrotingstekort heeft blz. 206 tot en met 209
  12. wat voor belastingen je als burger aan het Rijk betaalt blz. 206 tot en met 209

Bekijk je lesboek als je vragen lastig vindt. De juiste bladzijde vind je achter het leerdoel.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Economie - Herhaling hoofdstuk 7
In deze les gaan we de lesstof van hoofdstuk 1 herhalen. Het is de bedoeling dat je leert:

  1. welke overheden er zijn blz. 194 tot en met 197
  2. wat de overheid doet voor de economie blz. 194 tot en met 197
  3. hoe de overheid ons gedrag beïnvloedt blz. 194 tot en met 197
  4. waarom er sociale zekerheid is blz. 198 tot en met 201
  5. welke soorten sociale uitkeringen er zijn blz. 198 tot en met 201
  6. wie de sociale zekerheid betaalt blz. 198 tot en met 201
  7. wat het verschil is tussen de collectieve en de particuliere sector blz. 202 tot en met 205
  8. hoe een gemeente zijn inkomsten en uitgaven plant blz. 202 tot en met 205
  9. wat privatisering is blz. 202 tot en met 205
  10. wat de rijksbegroting is blz. 206 tot en met 209
  11. welke gevolgen een begrotingstekort heeft blz. 206 tot en met 209
  12. wat voor belastingen je als burger aan het Rijk betaalt blz. 206 tot en met 209

Bekijk je lesboek als je vragen lastig vindt. De juiste bladzijde vind je achter het leerdoel.

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 1. Voor welke van de volgende zaken zijn de gemeenten verantwoordelijk?
A
De weg tussen twee steden.
B
Het aanwijzen van bedrijventerreinen.
C
Het verstrekken van rijbewijzen.
D
Jeugd- en ouderenzorg

Slide 2 - Quizvraag

Opdracht 2. Is de bewering juist of onjuist?
Juist
Onjuist
Juist
Juist
Juist
Onjuist
Onjuist
Onjuist
De provincie is een voorbeeld van een lagere overheid.
De provincies zijn verantwoordelijk voor alle Nederlandse infrastructuur.
De waterschappen maken deel uit van de provincie.
Het waterschap zorgt voor de zuivering van het afvalwater.

Slide 3 - Sleepvraag

Opdracht 3. De overheid en de burgers hebben invloed op elkaar.

Op welke manier heb je als burger invloed op het bestuur van ons land.

Slide 4 - Open vraag

Opdracht 4. De overheid en de burgers hebben invloed op elkaar.

Op welke manier kan de overheid het koopgedrag van burgers beïnvloeden? Noem twee manieren.

Slide 5 - Open vraag

Opdracht 5. Solar BV ontwikkelt een systeem waardoor zonnepanelen meer stroom kunnen leveren. Global Energy NV heeft een techniek bedacht waarmee een kolencentrale met minder kolen evenveel energie kan produceren.

Welke van deze bedrijven komt het meest in aanmerking voor subsidie door de overheid? Verklaar je keuze.

Slide 6 - Open vraag

Opdracht 6. Op welke van de volgende producten wordt energiebelasting geheven? Kies de twee juiste antwoorden.
A
Alcohol
B
Benzine
C
Elektriciteit
D
Gas

Slide 7 - Quizvraag

Opdracht 7. Beschrijf in je eigen woorden wat sociale zekerheid betekent.

Slide 8 - Open vraag

Opdracht 8.

De grafiek hiernaast is de schematische weergave van het inkomen
van Stefan. De horizontale lijn geeft de hoogte van het sociaal minimum aan.
Doordat Stefan gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, kan hij met zijn werk niet
veel verdienen. Hij krijgt daarom een aanvullende uitkering.

Welke staaf is de juiste weergave van Stefans inkomen?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht 9. Zet de onderstaande sociale verzekeringen op de juiste plaats.
Werknemersverzekeringen
Volksverzekeringen
Werknemersverzekeringen
Werknemersverzekeringen
Werknemersverzekeringen
Volksverzekeringen
Volksverzekeringen
Volksverzekeringen
AOW
ANW
WIA
WW

Slide 10 - Sleepvraag

Opdracht 10. Op welke manier betaal je als werknemer de premies voor de sociale verzekeringen=

Slide 11 - Open vraag

Opdracht 11. Noem drie voorbeelden van collectieve goederen.

Slide 12 - Open vraag

Opdracht 12. Noem twee reden waarom de overheid collectieve goederen verzorgt.

Slide 13 - Open vraag

Opdracht 13. Waaruit bestaat de collectieve sector?

Slide 14 - Open vraag

Opdracht 14. Behoort het voorbeeld tot de particuliere- of collectieve sector?
Collectieve sector
Particuliere sector
Collectieve sector
Collectieve sector
Collectieve sector
Particuliere sector
Particuliere sector
Particuliere sector
Collectieve sector
Particuliere sector
Albert Heijn
Belastingdienst
KLM
Philips
UWV

Slide 15 - Sleepvraag

Opdracht 15. Welk begrip past bij de volgende omschrijving:

"De overheid verkoopt een dienst of activiteit aan een bedrijf in de particuliere sector"

Slide 16 - Open vraag

Opdracht 16. Veel taken die het Rijk eerst uitvoerde, zijn nu de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Een voorbeeld hiervan is de ouderenzorg. Welk gevolg hebben deze extra taken voor de begroting van de gemeente?

Slide 17 - Open vraag

Opdracht 17. Elk jaar is het weer een belangrijke dag: de derde dinsdag in september.

Hoe word de derde dinsdag in september ook wel genoemd?

Slide 18 - Open vraag

Opdracht 18. Elk jaar is het weer een belangrijke dag: de derde dinsdag in september.

Op de derde dinsdag in september speelt de minister van Financiën een belangrijke rol. Verklaar waarom dat zo is.

Slide 19 - Open vraag

Opdracht 19. Hoe noemen we de toelichting op de rijksbegroting waarin de regering uitlegt welke keuzes zij gemaakt heeft?
A
begrotingstekort
B
miljoenennota
C
staatsschuld
D
troonrede

Slide 20 - Quizvraag

Opdracht 20. Noem drie mogelijkheden die de overheid heeft om een begrotingstekort op te lossen.

Slide 21 - Open vraag

Opdracht 21. Als de regering financiële meevallers heeft, kan ze die gebruiken om extra af te lossen op de staatsschuld. Leg uit dat deze werkwijze helpt om het begrotingstekort op langere termijn te verkleinen.

Slide 22 - Open vraag

Opdracht 22. Leg uit wat het verschil is tussen directe belastingen en indirecte belastingen en geef van beide een voorbeeld.

Slide 23 - Open vraag