In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
2 minuten voordat de les begint
telefoon weg tot toestemming
boeken/agenda op tafel.
Blz. 100 handboek en blz. 92 werkboek
stilte
timer
2:00
Slide 1 - Tekstslide
CIJFERS LESSONUP
1G
1H
Slide 2 - Tekstslide
Terugblik
Slide 3 - Tekstslide
Noem de 3 kenmerken om de vier rijken te ordenen?
A
Bladgroenkorrels, celkern en cytoplasma
B
Bladgroenkorrels, celkern en celwand
C
Blad, stengel en wortel
D
Celkern, celwand en slijmvliescellen
Slide 4 - Quizvraag
Ridderspoor is een
A
zaadplant
B
naaldboom
C
Groene plant
D
sporenplant
Slide 5 - Quizvraag
Behoort tot de stam van de ......
A
zaadplanten
B
sporenplanten
C
bomen en struiken
D
planten
Slide 6 - Quizvraag
zaadplanten
sporenplanten
algen
Sleep de afbeeldingen naar de juiste indeling.
niet leren :)
Slide 7 - Sleepvraag
In de afbeelding zie je
A
sporendoosjes
B
sporenhoopjes
C
voortplantingscellen van een mos
D
zaden van een zaadplant
Slide 8 - Quizvraag
Bij warm weer leg je voedsel in de koelkast
A
omdat het voedsel dan beter smaakt
B
ziekmakende bacteriën kunnen zich dan minder voortplanten
C
het hoeft niet, eigenlijk is dat onzin
D
gezonde bacteriën blijven dan beter aanwezig in het voedsel
Slide 9 - Quizvraag
Een bacteriële infectieziekte kan worden bestreden met antibiotica.
A
onjuist
B
juist
Slide 10 - Quizvraag
Welke hoort niet thuis bij de 4 rijken?
A
Bacterien
B
Dieren
C
Mensen
D
Planten
Slide 11 - Quizvraag
Wat zijn twee gunstige omstandigheden voor bacterien?
A
Koude temperatuur en vocht
B
Droog en voedsel
C
Warmte en droog
D
Warmte en vocht
Slide 12 - Quizvraag
Een zaadplant heeft een kenmerk dat sporenplanten niet hebben:
A
wortels
B
stengels
C
bladeren
D
bloemen
Slide 13 - Quizvraag
Behoort tot de
A
zaadplanten
B
sporenplanten
C
varens
D
schimmels
Slide 14 - Quizvraag
Kenmerken: Wel een celkern Geen celwand Geen bladgroenkorrels
A
plantaardige cel
B
schimmel
C
bacterie
D
dierlijke cel
Slide 15 - Quizvraag
Telefoons weg!
Slide 16 - Tekstslide
Het Rijk van de Dieren
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoel
1. Je leert het dierenrijk in te delen in 7 stammen
2. Je leert van elke stam de kenmerken
3. Je leert van elke stam een paar voorbeelden te noemen
Slide 18 - Tekstslide
Het rijk van de dieren
Een organisme is een dier als het
- een celkern heeft
- geen celwand heeft
- geen bladgroenkorrels heeft
Slide 19 - Tekstslide
Het rijk van de dieren
Het rijk van de dieren wordt verder ingedeeld in 7 stammen
We kijken hierbij naar
- het skelet
- symmetrie
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Symmetrie
Het rijk van de dieren wordt onderverdeeld in stammen. Daarvoor wordt gekeken naar de symmetrie van een organisme en of het organisme een skelet heeft.
Een dier kan:
- niet-symmetrisch zijn
of
- symmetrisch zijn (tweezijdig of veelzijdig)
Slide 22 - Tekstslide
Symmetrie
Bestudeer een organisme.
Bekijk of en hoe het symmetrisch is.
tweezijdig
Slide 23 - Tekstslide
Symmetrie
Dieren zijn
- niet symmetrisch
- tweezijdig symmetrisch
- veelzijdig symmetrisch
Slide 24 - Tekstslide
Skelet
Dieren hebben
- geen skelet
- een uitwendig skelet
- een inwendig skelet
Slide 25 - Tekstslide
Veel dieren hebben stevige delen in het lichaam. Die delen geven naast stevigheid ook bescherming.
Je noemt die delen 'het skelet'. Er zijn veel verschillende soorten van 'het skelet'. Soms zit het aan de buitenkant, dan noem je het een uitwendig skelet. Soms zit het aan de binnenkant, dan noem je het een inwendig skelet.
Er zijn ook dieren die geen skelet hebben. Deze dieren leven meestal in het water.
Bijvoorbeelden van dieren zonder skelet zijn: de zee-anemoon of de kwal.
Slide 26 - Tekstslide
Maak nu opdracht 15 en 16 (blz 92)
timer
5:00
Slide 27 - Tekstslide
Opdracht 15 en 16
15.1 wel
15.2 geen
15.3 geen
15
1. assymetrisch of niet symmetrisch
16.1
2. Nee
16.2
3. Ja
16.3
4. Ja
16.4
5. Als ze op een manier in ongeveer twee gelijke helften gedeeld kunnen worden.
16.5
6. Als ze op meerdere manieren in twee ongeveer gelijke helften verdeeld kunnen worden.
16.6
7. Tweezijdig symmetrisch
16.7
8. De linkerkant en de rechterkant
16.8
9. Veelzijdig symmetrisch
16.9
10. Tweezijdig symmetrisch
16.10
11. Stevigheid en bescherming geven.
16.11
12. Een uitwendig skele
t
16.12
Slide 28 - Tekstslide
Stammen van het dierenrijk
- Sponzen
- Neteldieren
- Weekdieren
- Geleedpotigen
- Stekelhuidigen
- Gewervelden
- Wormen
Slide 29 - Tekstslide
Sponzen
Kenmerken:
- niet symetrisch
- skelet van stevige hoornstof
tussen de cellen
- zitten meestal vast op de
bodem van de zee
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Video
Neteldieren
Kenmerken:
- veelzijdig symetrisch
- meestal geen skelet
- leven in water
- vangen hun prooi met
tentakels
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Video
Wormen
Kenmerken:
- Tweezijdig symmetrisch
- geen skelet
- lichaam is lang en dun
- ze bestaan uit segmenten
Bloedzuiger
Regenworm
Lintworm
Slide 34 - Tekstslide
Weekdieren
Kenmerken:
- Tweezijdig symetrisch
- Meestal een schelp of huisje
als skelet
Inktvis
Slak
Schelpdier
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Video
Stekelhuidigen
Kenmerken:
- veelzijdig symetrisch
- inwendig skelet (kalk)
- de huid is bedekt met stekels
of knobbels
- leeft op de bodem
van de zee
Zee-egel
Zeester
Zeelelie
Slide 37 - Tekstslide
Aan het (huis)werk
Maak nu opdracht 17 en 18 (blz 93 en 94).
Klaar? Maak opdracht 19 en 20 (blz 94 t/m 96). Niet klaar? Huiswerk!
Noteer dit NU in je agenda
timer
5:00
Slide 38 - Tekstslide
Opdracht 17 en 18
18
17
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Nu mogen jullie de telefoon pakken.
timer
0:30
Slide 41 - Tekstslide
Gewerveld
Ongewerveld
Sleep naar het juiste vak
Slide 42 - Sleepvraag
De zee-egel is
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch
D
tri-symmetrisch
Slide 43 - Quizvraag
De aquariumslak behoort tot de stam
A
neteldier
B
weekdier
C
geleedpotigen
D
stekelhuidigen
Slide 44 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van een symmetrisch ongewerveld dier
Slide 45 - Open vraag
Geef een voorbeeld van 2 ongewervelde dieren die een verschillende lichaamsvorm hebben.