- het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik kennen
- figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen
- je kunt de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
In teksten kom je vaak zinnen met figuurlijke betekenis tegen.
Om teksten goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om figuurlijk taalgebruik te herkennen.
Wanneer je zinnen met een figuurlijke betekenis letterlijk opvat, dan is het moeilijk om de tekst te begrijpen.
Slide 10 - Tekstslide
LETTERLIJK
- precies zoals het geschreven is
FIGUURLIJK
- bij wijze van spreken
- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat
- ook wel beeldspraak genoemd
Slide 11 - Tekstslide
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
LETTERLIJK
Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
FIGUURLIJK
Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles
Slide 12 - Tekstslide
UITDRUKKINGEN
- combinatie van woorden die samen een eigen,
soms figuurlijke, betekenis hebben.
- als je niet weet wat een uitdrukking betekent, dan zoek je in het woordenboek naar het eerste belangrijke woord uit de uitdrukking.
Slide 13 - Tekstslide
Tim en Tom kunnen heel goed samen door één deur.
Wat is de letterlijke betekenis?
Slide 14 - Open vraag
Tim en Tom kunnen heel goed samen door één deur.
Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar de figuurlijke betekenis?
Slide 15 - Open vraag
Tim en Tom kunnen heel goed samen door één deur.
Zoek de betekenis en schrijf op.
Slide 16 - Open vraag
Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.
Wat is de letterlijke betekenis?
Slide 17 - Open vraag
Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.
Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar de figuurlijke betekenis?
Slide 18 - Open vraag
Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.
Zoek de betekenis en schrijf op.
Slide 19 - Open vraag
Mieke heeft thuis de vinger in de pap.
Wat is de letterlijke betekenis?
Slide 20 - Open vraag
Mieke heeft thuis de vinger in de pap.
Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar de figuurlijke betekenis?
Slide 21 - Open vraag
Mieke heeft thuis de vinger in de pap.
Zoek de betekenis en schrijf op.
Slide 22 - Open vraag
Lees de tekst
Dit verhaal zuig ik uit mijn duim.
De twee voetbalvrienden Geer en Ger kunnen meestal heel goed samen door één deur. Ze steunen elkaar door dik en dun.
Ze hebben ruzie als er een van de twee met het verkeerde been uit bed is gestapt. Als hun team een wedstrijd verliest, dan zijn de rapen gaar. Niets is goed en ze maken van een mug een olifant.
Gelukkig gaat dat snel voorbij en is alles weer koek en ei.
Slide 23 - Tekstslide
zuig ik uit mijn duim
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
verzin
D
maken van niets een groot probleem
Slide 24 - Quizvraag
samen door één deur
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 25 - Quizvraag
door dik en dun
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
met een slecht humeur de dag beginnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 26 - Quizvraag
met het verkeerde been uit bed gestapt
A
uit je hoofd weten
B
met een slecht humeur de dag beginnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 27 - Quizvraag
dan zijn de rapen gaar
A
uit je hoofd weten
B
doen alsof je van niets weet
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 28 - Quizvraag
maken van een mug een olifant
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 29 - Quizvraag
alles weer koek en ei
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het goed tussen die twee
D
maken van niets een groot probleem
Slide 30 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Iemand voor vol ....
A
aanzien
B
geven
C
bloedt
D
hebben
Slide 31 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Een appeltje voor de dorst ...
A
kennen
B
geven
C
bloedt
D
hebben
Slide 32 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Zijn schaapjes op het droge ...
A
kennen
B
geven
C
bloedt
D
hebben
Slide 33 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Met twee maten ...
A
kennen
B
geven
C
bloedt
D
meten
Slide 34 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Iets op je duimpje ...
A
kennen
B
geven
C
bloedt
D
meten
Slide 35 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Doen alsof je neus ...
A
kennen
B
geven
C
bloedt
D
meten
Slide 36 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Iemand ervan langs ...
A
komen
B
geven
C
knopen
D
meten
Slide 37 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Iets in de oren ...
A
kennen
B
stoppen
C
knopen
D
meten
Slide 38 - Quizvraag
GELEERD?
FIGUURLIJK TAALGEBRUIK
- het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik kennen
- figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen
- je kunt de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek