Alle vragen over literatuur periode 2

Alle vragen over literatuur periode 2
Blauw = Les 6: Schrijven voor geld en de Verlichting
Roze = Les 7: Burgers in de maak, de Briefroman en Wolf & Deken
Groen = Les 8: Vrouwenemancipatie en de Romantiek in Nederland
Lichtblauw = Les 9: Multatuli en Max Havelaar
Mosterdgeel = Les 10: De Tachtigers




1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Alle vragen over literatuur periode 2
Blauw = Les 6: Schrijven voor geld en de Verlichting
Roze = Les 7: Burgers in de maak, de Briefroman en Wolf & Deken
Groen = Les 8: Vrouwenemancipatie en de Romantiek in Nederland
Lichtblauw = Les 9: Multatuli en Max Havelaar
Mosterdgeel = Les 10: De Tachtigers




Slide 1 - Tekstslide

Wat is waar?
A
Broodschrijvers konden goed leven van hun werk
B
Broodschrijvers leden een hard bestaan
C
Broodschrijvers waren financieel onafhankelijk
D
Broodschrijvers werden goed beschermd

Slide 2 - Quizvraag

Uit welke talen vertaalden broodschrijvers werken?
A
Frans, Engels en Duits
B
Frans, Engels en Spaans
C
Frans, Spaans en Duits
D
Engels, Spaans en Duits

Slide 3 - Quizvraag

Wie van onderstaande was geen broodschrijver?
A
Justus van Effen
B
Elisabeth Wolff
C
Hans de Leeuw
D
Gerrit Paape

Slide 4 - Quizvraag


Het zware leven van broodschrijvers leidde ertoe dat ze:
A
Ingingen tegen de heersende adel in de grote steden
B
Ingingen tegen de gangbare politieke en religieuze situatie
C
Opriepen tot lijfelijk verzet tegen de politieke heersers in de grote steden
D
Opriepen tot een revolutie tegen de kerk

Slide 5 - Quizvraag

De Verlichting had als doel meer "licht in de duisternis te brengen". Wat werd daarmee bedoeld?
A
meer kennis hebben leidt tot meer geluk
B
meer mogelijkheden voor de arbeidersklasse
C
meer ontplooiing van en voor vrouwen
D
religie toegankelijker maken voor alle mensen

Slide 6 - Quizvraag

De Bataafse Republiek was een staatsvorm in de Lage Landen
A
van 1790 tot 1800
B
van 1795 tot 1825
C
van 1790 tot 1806
D
van 1795 tot 1806

Slide 7 - Quizvraag

Spinoza stond aan de wieg van de:
A
Verlichting
B
Renaissance
C
De Brabantse Omwenteling
D
De Bataafse Republiek

Slide 8 - Quizvraag

Spinoza werd geboren in
A
Den Haag
B
Rotterdam
C
Amsterdam
D
Utrecht

Slide 9 - Quizvraag

Spinoza was geen voorstander van:
A
scheiding van kerk en staat
B
vrijheid van meningsuiting
C
vrijheid van denken
D
het idee dat God een menselijke gedaante zou hebben

Slide 10 - Quizvraag

Wat was volgens Spinoza NIET waar?
A
Dat de natuur zichzelf in beweging houdt
B
Dat God verantwoordelijk is voor de natuur
C
Dat geesten en wonderen niet bestaan
D
Dat de scheiding van kerk en staat een slecht idee is

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een spectatoriaal tijdschrift?
A
Een periodiek over van alles en nog wat
B
Een beschouwend tijdschrift geschreven voor een kleine groep mensen
C
een tijdschrift dat maar twee keer per jaar uitkwam
D
een tijdschrift met rebelse ideeën

Slide 12 - Quizvraag

Waarom waren koffiehuizen zo populair in de 18e eeuw?
A
Daar hoorde je het laatste nieuws
B
Alleen daar kon je koffie drinken
C
Alleen daar werden de spectatoriale tijdschriften te koop aangeboden
D
Alleen daar mochten broodschrijvers hun werken verkopen

Slide 13 - Quizvraag

Betje Wolff en Aagje Deken schreven aan het einde van de achttiende eeuw over de:
A
adel
B
burgerij
C
geestelijken
D
literaire wereld

Slide 14 - Quizvraag

Voordat ze Aagje leerde kennen schreef Betje Wolff:
A
gedichten en pamfletten over kolonialisme
B
gedichten en pamfletten tegen zeer streng gelovigen
C
gedichten en pamfletten tegen de uitbuiting van arbeiders
D
gedichten en pamfletten tegen de ondergeschikte positie van de vrouw

Slide 15 - Quizvraag

De bloei van het verschijnsel broodschrijver in de achttiende eeuw is onlosmakelijk verbonden met het verlichte ideaal van:
A
aandacht voor de gevoelens van de burgerij
B
kritiek op de adel
C
navolging van de kerk
D
kennis vergaren en verspreiden

Slide 16 - Quizvraag

In de achttiende eeuw werd scholing steeds belangrijker. Er kwamen ook steeds meer leer-en leesboeken voor kinderen. Belangrijk was ook de oprichting van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Dankzij dit genootschap kregen voortaan ook:
A
arme kinderen les
B
meisjes les
C
meisjes en jongens verplicht basisonderwijs
D
nationale examens een eerste aanzet

Slide 17 - Quizvraag

Welke onderwerpen belichten Wolff en Deken niet?
A
opvoeding
B
religie
C
vaderlandsliefde
D
vrouwenemancipatie

Slide 18 - Quizvraag

Wolff en Deken leefden een tijd in Frankrijk maar ze kwamen terug naar Nederland omdat ze:
A
berooid waren
B
het schrijven misten
C
te veel heimwee hadden
D
zoveel invloed hadden

Slide 19 - Quizvraag


In welk jaar kregen vrouwen in Nederland actief kiesrecht?
A
1917
B
1918
C
1919
D
1915

Slide 20 - Quizvraag

Welke van de vier onderstaande begrippen hoort NIET bij de Romantiek?
A
contrastwerking
B
geschiedenis
C
vormvastheid
D
originaliteit

Slide 21 - Quizvraag

In welk jaar werd Nederland een koninkrijk?
A
1850
B
1830
C
1814
D
1815

Slide 22 - Quizvraag



Wat is de naam van de eerste vrouw in Nederland die aan een universiteit afstudeerde als arts?
A
Wilhelmina Drucker
B
Geertruida Bosboom Toussaint
C
Aletta Jacobs
D
Cecile Goekoop-de Jong

Slide 23 - Quizvraag


Welk tijdvak hoort bij de eerste feministische golf?
A
1850-1914
B
1914-1918
C
1880-1920
D
1870-1919

Slide 24 - Quizvraag


In welk jaar kregen vrouwen in Nederland passief kiesrecht?
A
1914
B
1917
C
1919
D
1921

Slide 25 - Quizvraag



Wie zie je op de afbeelding?
A
Wilhelmina Drucker
B
Geertruida Bosboom Toussaint
C
Aletta Jacobs
D
Hilda van Suylenburg

Slide 26 - Quizvraag


Welke van onderstaande begrippen hoor NIET bij de Romantiek?
A
onverklaarbaarheden
B
liefde en vriendschap
C
originaliteit
D
geschiedenis

Slide 27 - Quizvraag


In welk jaar werd België een koninkrijk?
A
1830
B
1839
C
1850
D
1835

Slide 28 - Quizvraag


Welke schrijver hoort niet bij de periode van de Romantiek?
A
Nicolaas Beets
B
Willem Bilderdijk
C
Aernout Drost
D
Van Alkemade

Slide 29 - Quizvraag

Het verhaal van Saïdjah en Adinda maakt duidelijk dat binnen het cultuurstelsel:
A
de inlanders het meest de treurige gevolgen ondervinden
B
liefde tussen inlanders werd bestraft met de dood
C
dat liefde tussen inlanders en westerse mensen niet mocht
D
dat relaties tussen inlanders niet altijd geaccepteerd werden

Slide 30 - Quizvraag

Welke bewering is waar:

Jacob van Lennep:
A
wilde data en namen veranderen om er een roman van te maken en hier was Multatuli het direct mee eens
B
het boek laten zoals het was maar Multatuli wilde het toch anonimiseren
C
wilde van de roman een pamflet maken zodat het volk de hele waarheid leerde kennen
D
wilde veranderingen aanbrengen maar Multatuli was het daar niet meteen mee eens

Slide 31 - Quizvraag

Waarom nam Eduard Douwes Dekker ontslag als ambtenaar in Nederlands-Indië?
A
Hij had enorme heimwee naar Nederland
B
Hij had heimwee naar zijn vrouw en kinderen die daar nog woonden
C
Als protest tegen de slechte omstandigheden van de inlanders
D
Als protest vanwege de omstandigheden waaronder hij moest werken

Slide 32 - Quizvraag

Welke functie had Max Havelaar in Lebak?
A
regent
B
resident
C
gouverneur
D
assistent-resident

Slide 33 - Quizvraag

Wat betekent 'Multatuli'?
A
Ik heb veel geleden
B
Ik heb veel geschreven
C
Ik heb veel gezien
D
Ik heb veel verantwoordelijkheden

Slide 34 - Quizvraag

Welk werk is niet van Eduard Douwes Dekker?
A
Woutertje Pieterse
B
Minnebrieven
C
Ideeën
D
Camera Obscura

Slide 35 - Quizvraag

Welke producten moesten volgens het cultuurstelsel verbouwd worden?
A
rijst, koffie, thee, tabak, specerijen
B
koffie, thee, tabak, specerijen en suiker
C
kaneel, thee, tabak, suiker
D
rijst, kaneel, thee, koffie, specerijen en suiker

Slide 36 - Quizvraag

Hoeveel vertellers heeft Max Havelaar?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de Max Havelaar niet?
A
raamvertelling
B
sleutelroman
C
tendensroman
D
zedenroman

Slide 38 - Quizvraag

Opmerking

Op de toets krijg je naast meerkeuzevragen 
ook open vragen over de Max Havelaar!

(Gekozen uit de studeervragen.)

Slide 39 - Tekstslide


Wat is geen kenmerk van het naturalisme?
A
haat tegen de burgerij
B
een nerveus, overgevoelig hoofdpersoon
C
seksualiteit
D
de beleving van het moment

Slide 40 - Quizvraag


Welk werk behoort
tot de werken
van de Tachtigers?
A
Max Havelaar
B
Camera Obscura
C
Reis naar het Apenland
D
De kleine Johannes

Slide 41 - Quizvraag


Wat is geen kenmerk
van het
impressionisme?
A
pessimisme
B
bijzondere aandacht voor lichteffecten en kleur
C
thema's uit het moderne leven
D
werken in de open lucht

Slide 42 - Quizvraag


Welke schrijver behoort
niet tot de Tachtigers?
A
Couperus
B
Van Eeden
C
Van Effen
D
Gorter

Slide 43 - Quizvraag


Wat is geen
kenmerk van het naturalisme?
A
woordkunst
B
schets-achtige werkwijze
C
personele verteller
D
pessimisme

Slide 44 - Quizvraag


Wat betekent
"l'art pour l'art"?
A
Dat kunst moet worden gebruikt om mensen te onderwijzen
B
Dat kunst moet worden gebruikt om God te eren
C
Dat kunst moet worden gebruikt om kunst te uiten
D
Dat kunst moet worden gebruikt om mensen te leren wat kunst is

Slide 45 - Quizvraag