Zorg en begeleiden in de VVT

Zorg en begeleiden in de VVT deel 1
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Zorg en begeleiden in de VVT deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we leren vandaag?
  • De student kan de kenmerken van ouderen
  • De student kan verschillende Zorg- en begeleidingsbehoeften van ouderen benoemen
  • De student heeft kennis gemaakt met verschillende Zorg en begeleiding van ouderen in de VVT


Slide 2 - Tekstslide

Kenmerken van ouderen
In de VVT-branche (verpleeghuizen en woonzorgcentra) kom je veel verschillende zorgvragers tegen. Een grote groep bestaat uit ouderen.
Naast alle kenmerkende verschillen binnen de groep oudere zorgvragers, is er ook een groot aantal overeenkomsten. Alleen al de lichamelijke veroudering en de gevolgen daarvan voor het lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren, geeft veel gemeenschappelijks.

Slide 3 - Tekstslide

Het verouderingsproces
De groei van het organisme, het opbouwen en afbreken van cellen gaat het hele leven door. Wanneer de er meer afbraak dan opbouw van cellen is, vanaf dan spreken we van veroudering.
Dan begint de laatste fase van het leven, wat resulteert in het sterven

Slide 4 - Tekstslide

Welke kenmerken van het ouder worden ken je?

Slide 5 - Open vraag

exogeen en endogeen
De gerontologie is de wetenschap die onderzoek doet naar dit verouderingsproces bij de mens. 
Een aantal factoren is van invloed op het verouderingsproces: de endogene factoren en exogene factoren
De endogene factoren zijn vastgelegd in je erfelijke eigenschappen
De exogene factoren komen van buitenaf, dat wil zeggen dat de oorzaken in de omgeving of leefwijze liggen. 

Slide 6 - Tekstslide

Vergrijzing
Je hebt het over vergrijzing als in de samenleving het aantal ouderen meer toeneemt dan het aantal jongeren. 
In 2014 telde Nederland ruim 2,9 miljoen 65-plussers.  Naar verwachting zal rond 2050 10 % van de bevolking 80-plusser zijn. De huidige langere levensverwachting speelt een rol bij de toename van het aantal ouderen.

Slide 7 - Tekstslide

Lichamelijke veroudering
Het verouderingsproces heeft gevolgen voor het hele lichaam. Als er meer cellen afgebroken dan opgebouwd worden, zijn de gevolgen daarvan merkbaar in alle weefsels en organen. Bij de weefsels zal de omvang afnemen, de organen zullen minder goed gaan werken. De spiermassa neemt af, zodat kracht uitoefenen en bewegen moeilijker worden. 

Slide 8 - Tekstslide

Welke lichamelijke veranderingen zie je bij de ouder wordende zorgvrager?

Slide 9 - Woordweb

Zien en horen verslechteren door de afbraak van weefsel in de ogen en het gehoororgaan. Heel zichtbaar zijn de veranderingen aan de haren en de huid. 
Door veranderingen in de cellen van de haarwortels, worden de haren grijs. De aanmaak van nieuwe huidcellen gaat langzamer, waardoor de huid dunner en vlekkerig wordt. 
 Er zijn ook ouderen bij wie het verouderingsproces leidt tot een grote diversiteit aan ziektebeelden, zoals ouderdomsslechtziendheid, doofheid, hartfalen, CVA, artrose, osteoporose en dementie. Als deze ziektebeelden zich voordoen is er sprake van pathologische veroudering. De medische wetenschap die dat onderzoekt is de geriatrie.

Slide 10 - Tekstslide

Cognitieve veroudering
Cognitie is het beste te omschrijven als het vermogen om te kennen en te leren.

De belangrijkste cognitieve functies zijn waarneming, geheugen, concentratie, intelligentie, oriëntatie, taalgebruik en vaardigheden.

Deze veroudering van hersenweefsel gaat langzaam en begint al rond je vijfendertigste levensjaar.
 Gebeurtenissen in het leven kunnen de cognitieve veroudering beïnvloeden.

Cognitieve veroudering kan ook pathologische vormen aannemen, zoals bij de ziekte van Parkinson en alle vormen van dementie. Daarover gaat een specialisme van de geriatrie: de psychogeriatrie.

Slide 11 - Tekstslide

Sociale gevolgen van veroudering
Lichamelijk en cognitieve veroudering hebben gevolgen voor je sociaal functioneren.
Lichamelijk en cognitieve veroudering hebben gevolgen voor je sociaal functioneren. Sociale contacten en rollen veranderen eveneens.
Naarmate de veroudering voortschrijdt, nemen de beperkingen toe. Dat kan leiden tot een zodanig verlies van lichamelijke en cognitieve functies, dat er hulp nodig is.

Slide 12 - Tekstslide

Zorg- en begeleidingsbehoeften van ouderen
Zo kan de oudere besluiten het rustiger aan te doen, meer tijd te nemen voor een activiteit of hulpmiddelen en aanpassingen te gebruiken. In de meeste gevallen komt er een moment dat de oudere zijn beperkingen niet meer zelf kan compenseren. 
Veel ouderen kunnen met deze hulp lange tijd goed functioneren. Er kan een moment komen dat deze hulp niet meer voldoende is, en dat de oudere een beroep moet doen op professionele organisaties of hulpverleners.

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer spreken we van kwetsbare ouderen?

Slide 14 - Open vraag

Kwetsbare ouderen
Veel ouderen kampen met functieverlies, toenemende beperkingen en multimorbiditeit (optreden van meerdere ziekten tegelijkertijd). Dit maakt kwetsbaar. Je spreekt dan ook van kwetsbare ouderen.

Slide 15 - Tekstslide

In opdracht van de overheid is het Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO) opgezet. Dit programma is gericht op de groep kwetsbare ouderen en probeert die kwetsbaarheid te beïnvloeden door:

  • vroeg in de ziekte in te grijpen;
  • dreigend verlies van zelfstandig functioneren op te vangen;
  • oudere mensen te helpen om goed met hun ziekte en beperkingen om te gaan;
  • ouderen te ondersteunen om mee te doen aan de samenleving als het niet meer vanzelf gaat.
De voornaamste risico’s die kwetsbare ouderen volgens het NPO lopen zijn delirium, vallen, fysieke beperkingen en ondervoeding.




Slide 16 - Tekstslide

Verlies van lichamelijke functies
Er is een internationale classificatie van het menselijk functioneren (ICF), die het menselijk functioneren beschrijft in termen van lichamelijke functies van het menselijk organisme, van activiteiten, en van participatie of deelname aan het maatschappelijk leven.

Slide 17 - Tekstslide

Verlies van cognitieve functies
Cognitieve functies als waarneming, geheugen, oriëntatie en concentratie, kunnen als gevolg van veroudering afnemen. 
Het verlies van cognitieve functies gaat vaak geleidelijk. Als cognitieve functies acuut verstoord zijn, kan er sprake zijn van een delier. Een delier (ofwel delirium) is een tijdelijke psychische stoornis, zoals een aandachts-, concentratie- of geheugenstoornis, veroorzaakt door een onderliggende lichamelijke ontregeling.

Slide 18 - Tekstslide

Verminderde mobiliteit
Mobiliteit is het vermogen je te verplaatsen, bijvoorbeeld opstaan uit een stoel, lopen in huis, fietsen naar de supermarkt, of met de auto op familiebezoek gaan. Bij verminderde mobiliteit is er een beperking van een of meer van deze mogelijkheden.
Je kunt hierbij denken aan:
  • hulpmiddelen waarmee de zorgvrager zichzelf kan verplaatsen;
  • hulpmiddelen waarmee de zorgvrager door anderen verplaatst kan worden;
  • vervoersmogelijkheden naar bestemmingen buiten;
  • aanpassing van het huis of een auto;
  • goede bril;
  • goed werkend gehoorapparaat.






Slide 19 - Tekstslide

Multimorbiditeit
Multimorbiditeit (letterlijk: veel-ziektenaantal) is het optreden van meer dan één ziekte bij één zorgvrager in een bepaalde periode, bijvoorbeeld het gelijktijdig aanwezig zijn van de ziekte van Parkinson, hoge bloeddruk en prostaatlijden. 

Comorbiditeit als er een of meerdere aandoeningen samenhangen met een chronische ziekte, bijvoorbeeld depressie bij mensen met dementie, of een verhoogde kans op bloeddrukdaling waardoor het risico op vallen toeneemt, en obstipatie bij mensen met de ziekte van Parkinson.

Slide 20 - Tekstslide

Ondervoeding en uitdroging
Ondervoeding en uitdroging hebben ernstige gevolgen voor de gezondheidstoestand van ouderen. De spierkracht, de algemene conditie en het functioneren nemen af. De hart- en longcapaciteit, de immunologische afweer en de wondgenezing verminderen. Dit leidt tot een hoger risico op decubitus, afname van de levenskwaliteit en verhoogde sterftekans. Ondervoeding en vooral uitdroging kunnen al snel zo kritiek worden, dat opname in een ziekenhuis nodig is. Als verzorgende observeer je het voedsel- en vochtgebruik van ouderen. Je stimuleert ze en zorgt dat je ze voldoende eten en drinken aanreikt.

Slide 21 - Tekstslide

Isolement
Vaak raken ouderen door hun beperkingen in een sociaal isolement. Dat betekent dat zij niet in staat zijn contacten met anderen te leggen, terwijl de behoefte eraan wel bestaat. Isolement kan leiden tot vereenzaming, relatieproblemen, verwaarlozing, depressie en andere psychische problemen. Te weinig contacten met anderen heeft invloed op de concentratie, waarneming en oriëntatie. 

Slide 22 - Tekstslide

Zorg en begeleiding van ouderen in de VVT
Oudere zorgvragers doen vaak een beroep op organisaties binnen de VVT. Deze zorgorganisaties zijn gespecialiseerd in – meestal langdurige – zorg en begeleiding. In de volgende paragrafen vind je de belangrijkste vormen van zorg en begeleiding voor ouderen in de VVT.

Slide 23 - Tekstslide

Visie op ouderen
 De overheid gaat ervan uit dat ouderen het liefst zo lang mogelijk thuis wonen. De meeste zorgvragers wonen thuis en kunnen met behulp van familie en kennissen zelfstandig wonen. 
Vier bekende theorieën zijn:
  • ouderen zijn gebrekkig;
  • ouderen moeten zich langzaam terugtrekken;
  • ouderen moeten actief blijven;
  • iedereen moet op zijn eigen manier oud kunnen worden.




Slide 24 - Tekstslide

Ouderen zijn gebrekkig
Als gevolg van deze visie werd de zorg in zijn geheel overgenomen. Dit wordt wel de deficit-theorie genoemd.

Slide 25 - Tekstslide

Ouderen moeten zich langzaam terugtrekken
De betrokkenheid (engagement), het aantal rollen en activiteiten nemen af. De oudere wil zich graag terugtrekken en zoekt rust. Volgens deze theorie moet je de oudere dit recht geven en moet er ruimte voor zijn. Ingrijpen door stimuleren en activeren wordt sterk afgekeurd. Deze theorie staat bekend als de disengagement-theorie.

Slide 26 - Tekstslide

Ondersteuning bij basiszorg en huishouden
De basiszorg in de VVT hangt samen met het zorgleefplan. Zo is een van de domeinen van het zorgleefplan het lichamelijk welbevinden. Binnen dit domein is dan de centrale vraag aan de zorgvrager: ‘Wat vindt u belangrijk op het gebied van lichamelijke verzorging?’

Slide 27 - Tekstslide

Wat vind jij belangrijk op het gebied van lichamelijke zorg?

Slide 28 - Open vraag

Leeftijds- en generatieverschil
Het verschil in leeftijd tussen verzorgenden en zorgvragers is erg groot. Er is sprake van een generatieverschil. De leefwereld van de jongere verzorgende en de oudere zorgvrager kan nogal verschillen.

Slide 29 - Tekstslide

Hoe zou jij omgaan met een generatie verschil? Wat zou je doen in de benadering naar de zorgvrager?

Slide 30 - Open vraag

Beschermd wonen
Ondersteuning bij problemen met wonen: Als de beperkingen toenemen en de oudere zichzelf onvoldoende kan verzorgen, is hulp en ondersteuning gewenst.

Slide 31 - Tekstslide

Aangepaste woonvormen
- De seniorenwoning is geschikt om met toekomstige beperkingen om te gaan. Hij bestaat bijvoorbeeld uit één verdieping en er is al rekening gehouden met mogelijke aanpassingen, zoals ruimte voor rolstoelgebruik en een ruimere badkamer. 
- Aanleunwoningen en kleinschalige woonvormen. Aanleunwoningen staan in de directe omgeving van een woonzorgcentrum of verpleeghuis.
-  De zorgvrager wordt opgenomen in een verpleeghuis als hij intensieve zorg of zware medische behandeling nodig heeft, die niet meer thuis gegeven kan worden.

Slide 32 - Tekstslide

Participatie en activiteiten
Woonzorgcentra en verpleeghuizen bieden ook hun bewoners activiteiten aan. Hiervoor zijn meestal speciale activiteitenbegeleiders aangesteld. Het gaat om meedoen, actief blijven, mensen ontmoeten en ontspannen. 

Activiteitenbegeleiding biedt ook activiteiten gericht op de adl-functies, om het zo zelfstandig mogelijk functioneren te bevorderen.

Slide 33 - Tekstslide

Psychogeriatrische zorg en begeleiding
Psychogeriatrische zorg is de zorg voor ouderen met stoornissen in hun cognitieve functioneren, zoals bij dementie. De meest opvallende cognitieve stoornissen, zijn stoornissen in het geheugen en de oriëntatie. Daarnaast komen stoornissen in concentratie, waarnemen en denken voor. Men schat dat van alle mensen tussen de 65 en 69 jaar, 1,5 % met dementie leeft.

Slide 34 - Tekstslide

Palliatieve zorg en stervensbegeleiding
Palliatieve zorg verleen je aan zorgvragers die binnen afzienbare tijd zullen overlijden. Er is geen kans meer op genezing. 
Je geeft palliatieve zorg op meerdere plaatsen, bijvoorbeeld gewoon thuis met hulp van de huisarts en de thuiszorg, in woonzorgcentra, verpleeghuizen en ziekenhuizen.

Slide 35 - Tekstslide

Wat hebben we vandaag geleerd?
  • De student kan de kenmerken van ouderen
  • De student kan verschillende Zorg- en begeleidingsbehoeften van ouderen benoemen
  • De student heeft kennis gemaakt met verschillende Zorg en begeleiding van ouderen in de VVT

Slide 36 - Tekstslide