In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Planning
Terugkoppeling
Doelen
Les
Check als doelen gehaald zijn.
Afsluiting.
Slide 1 - Tekstslide
Terugkoppeling
Formule van verbranding en Fotosynthese
Stofwisseling
Les van vandaag Passief en actief transport
Borst en Buik adenhaling
Onderdelen ademhaligsstelsel
Slide 2 - Tekstslide
Sleep de woorden naar de juiste plaats in de formule van verbranding in het menselijke lichaam
->
Glucose
Zuurstof
Energie
Koolstofdioxide
Water
Slide 3 - Sleepvraag
Welke lichaamscellen doen aan verbranding?
A
Alleen Spiercellen
B
Alleen je hersencellen
C
Alle cellen die in je lichaam zit
D
Spiercellen en hersencellen
Slide 4 - Quizvraag
welke vorm van energie komt er vrij bij een brandende kaars?
A
warmte
B
licht
C
beweging
Slide 5 - Quizvraag
wat is de brandstof bij mensen.
A
lucht
B
kaarsvet
C
zuurstof
D
glucose
Slide 6 - Quizvraag
In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats. Gaswisseling is....
A
Koolstofdioxide in je bloed en zuurstof eruit
B
De verbranding van zuurstof en het ontstaan van koolstofdioxide
C
Het wisselen van rode en witte bloedcellen
D
Zuurstof in je bloed en koolstofdioxide uit je bloed
Slide 7 - Quizvraag
1
2
3
4
5
6
Neusholte
Bronchiën
Keelholte
Strottenhoofd
Luchtpijp
Longblaasjes
Slide 8 - Sleepvraag
welk onderdeel in de neus houdt ziekteverwekkers tegen?
A
reukzintuig
B
neusharen
C
neusslijmvlies
Slide 9 - Quizvraag
Welke manier van ademhalen wordt er in de afbeelding hiernaast weergegeven? welke spieren worden daarbij gebruikt?
A
Buikademhaling met het middenrif
B
Borstademhaling met het middenrif
C
buikademhaling met de tussenribspieren
D
borstademhaling met de tussenribspieren
Slide 10 - Quizvraag
waar geeft je bloed koolstofdioxide af?
A
longblaasjes
B
luchtpijp
Slide 11 - Quizvraag
welke stof komt uit het bloed bij het inademen?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide
C
water
D
glucose
Slide 12 - Quizvraag
Einde toets(je)
Hoeveel goed?
Slide 13 - Tekstslide
Grote en kleine bloedsomloop + Hart bouw en werking.
De Bloedvaten
Wit/Blauw
Je legt de bouw en functie van de dubbele bloedsomloop uit. Je legt de bouw en werking van het hart uit.
Rood
Je benoemt hoe en waarom het bloed door de dubbele bloedsomloop stroomt. Je benoemt de bouw en werking van het hart.
Rood
Je benoemt de bouw en functie van slagaders, aders en haarvaten. Je benoemt de belangrijkste bloedvaten in het lichaam en je wijst ze aan.
Wit/Blauw
Je legt de bouw en functie van slagaders, aders en haarvaten uit. Je benoemt de belangrijkste bloedvaten in het lichaam en je wijst ze aan.
Slide 14 - Tekstslide
G & K Bloedsomloop
Slide 15 - Tekstslide
Kleine bloedsomloop
Slide 16 - Tekstslide
Grote bloedsomloop
Wat is de functie?
Slide 17 - Tekstslide
Grote bloedsomloop
Slide 18 - Tekstslide
ALLES WAT BLAUW = ZUURSTOFARM
Het bloed komt net terug van een hele reis door het lichaam en heeft zuurstof opgegeven aan de lichaamscellen(zuurstofarm). Hij gaat nu naar de longen om weer zuurstof op te halen.
ALLES WAT ROOD = ZUURSTOFRIJK
Het bloed komt net terug van een reisje naar de longen, daar heeft hij zuurstof opgenomen (en koolstofdioxide uitgegeven) van de longen. Dit gebeurde in de kleine bloedsomloop.
Slide 19 - Tekstslide
Waarvoor zorgt de kleine bloedsomloop? Er kunnen meer antwoorden goed zijn.
A
De kleine bloedsomloop zorgt voor het opwarmen van het bloed.
B
De kleine bloedsomloop zorgt voor de zuurstof in het bloed.
C
De kleine bloedsomloop zorgt ervoor dat afvalstoffen worden afgegeven.
D
De kleine bloedsomloop zorgt ervoor dat de longen zuurstof krijgen.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de functie van de grote bloedsomloop?
A
Het ophalen van koolstofdioxide en het brengen van afvalstoffen.
B
Het brengen van koolstofdioxide en het ophalen van zuurstof.
C
Het ophalen van afvalstoffen en het brengen van zuurstof.
D
Het ophalen van zuurstof en het brengen van afvalstoffen.
Slide 21 - Quizvraag
In de afbeelding is een lengte doorsnede van een schematisch hart weergegeven.
Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer
Slide 22 - Sleepvraag
De aders: Naamgeving.
Naam v/h orgaan + slag-ader / ader.
Bijv. Nier-slagader.
of
Arm-ader.
Slide 23 - Tekstslide
Uitzonderingen
Onderste holle ader
Bovenste holle ader Aorta Poortader
Slide 24 - Tekstslide
Aderklep
Veel aders hebben kleppen, deze laten bloed in één richting door