1.5 Woorden 1BK les 2

Welkom 
- Ga rustig zitten.
- Werkboek en etui op tafel.
- Laptop op de hoek van de tafel.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 
- Ga rustig zitten.
- Werkboek en etui op tafel.
- Laptop op de hoek van de tafel.

Slide 1 - Tekstslide

De komende dagen wisselen we Lezen en Woordenschat af.
Dus de ene dag Lezen, de andere dag Woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

1.5 Woorden
In deze paragraaf leer je:
  • 25 nieuwe woorden gebruiken
  • Wat samenstellingen zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Even herhalen
Maak een goede zin met het woord:
In de zin moet ook de betekenis duidelijk zijn.

  • veelbelovend

Slide 4 - Tekstslide

Even herhalen
Maak een goede zin met het woord:
In de zin moet ook de betekenis duidelijk zijn.

  • beoordelen

Slide 5 - Tekstslide

Even herhalen
Maak een goede zin met het woord:
In de zin moet ook de betekenis duidelijk zijn.

  • ervan overtuigd zijn

Slide 6 - Tekstslide

1.5 Woorden
Vandaag
  • Bespreken huiswerk 10A en B
  • Maken opdracht 11, 12 en 13 op blz. 41 en 42
timer
7:00

Slide 7 - Tekstslide

1.5 Woorden / oefenen
Test jezelf in Talent Online met de woordtrainer


Slide 8 - Tekstslide

Even een vraag over woorden.
Steek je vinger op wanneer je het antwoord wil geven.



Slide 9 - Tekstslide

Vraag
Waarom is het belangrijk
om nieuwe woorden te leren?

Slide 10 - Tekstslide

Antwoord
Waarom is het belangrijk
om nieuwe woorden te leren?

Om beter te begrijpen wat iets betekent
Er komen ook steeds meer nieuwe woorden bij

Slide 11 - Tekstslide

1.5 Woorden
  • Samen vraag 1 op blz. 37 maken

  • Kijk naar de woorden en de betekenis op blz. 37.
      Welk woord ken je niet of begrijp je niet?





Slide 12 - Tekstslide

1.5 hoe leer je de woorden?
  1. Leg een blaadje over de betekenis van de woorden.
  2. Lees het eerste woord, en bedenk wat het betekent
  3. Schuif dan je blaadje een stukje naar beneden en kijk of jouw betekenis klopt met de betekenis die er staat.
  4. Klopt jouw betekenis, dan zet je een kruisje achter het woord
  5. Klopt het niet, dan oefen je dit woord nog een paar keer.

Slide 13 - Tekstslide

1.5 Woorden - aan de slag
  • Oefen samen met je buurman/vrouw opgave 2 op blz. 37
  • Maak daarna opgave 3, 4 en 5. (blz. 38-39)
  • Huiswerk : oefen de woorden en betekenissen van blz. 37



Slide 14 - Tekstslide

Welkom 
- Ga rustig zitten.
- Werkboek en etui op tafel.

Slide 15 - Tekstslide

1.5 Woorden
  • Bespreken antwoorden opgave, 3, 4 en 5 (blz. 38-39)
  • Voorlezen
  • Wie of Wat ben ik



Slide 16 - Tekstslide

Wat is de betekenis van het woord

centraal staan
A
aan de kant staan
B
veel aandacht krijgen
C
geen aandacht krijgen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord

creatief zijn
A
iets nieuws kunnen maken
B
een boek kunnen schrijven
C
ergens je best voor doen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord

gemotiveerd zijn
A
er niets van snappen
B
je best willen doen
C
zeker zijn van jezelf

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord

het ver schoppen
A
een goede voetballer zijn
B
een goede kickboxer zijn
C
veel succes hebben
D
Niets bereiken

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord

origineel
A
apart
B
verrassend
C
niet echt
D
een kopie

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord

ontbreken
A
iets heel maken
B
verdwijnen
C
iets kapot maken
D
iets wat er niet is

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord

paragraaf
A
een hoofdstuk
B
een stukje tekst
C
een deel van een hoofdstuk
D
een brief

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord

idool
A
een bekend persoon die je bewondert
B
iemand met een talent

Slide 24 - Quizvraag

1.5 Woorden
  • Zelfstandig maken opgave 3 en 4 blz. 38



Slide 25 - Tekstslide

Deze les geleerd

11 woorden en betekenissen en hoe je die kunt oefenen

Slide 26 - Tekstslide

Een paar vragen over de paragraaf Lezen.
Steek je vinger op wanneer je het antwoord wil geven.



Slide 27 - Tekstslide

Vraag
Wat is het onderwerp van een tekst?

Slide 28 - Tekstslide

Antwoord
Wat is het onderwerp van een tekst?

Het onderwerp van een tekst is
waar een tekst over gaat.

Slide 29 - Tekstslide

Vraag
Hoe kun je het onderwerp van een tekst vinden?

Slide 30 - Tekstslide

Antwoord
Hoe kun je het onderwerp van een tekst vinden?
Lees de titel,
Kijk naar de plaatjes,
kijk naar vet- of schuingedrukte woorden
Stel de vraag: 'waar gaat de tekst over?'

Slide 31 - Tekstslide

Vraag
Wat is een alinea?

Slide 32 - Tekstslide

Antwoord
Wat is een alinea?

Een alinea is een tekstblokje van twee of meer zinnen die bij elkaar horen.

Slide 33 - Tekstslide