4 VMBO Woordenschat hoofdstuk 3

Lesopbouw

Lezen uit je leesboek (10 min.)

Lesdoelen bespreken

Differentiëren: 

  • Uitleg Woordenschat hfdst. 3
  • Opdrachten (individueel - samenwerkend)
  • Verlengde instructie


Evaluatie

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Lesopbouw

Lezen uit je leesboek (10 min.)

Lesdoelen bespreken

Differentiëren: 

  • Uitleg Woordenschat hfdst. 3
  • Opdrachten (individueel - samenwerkend)
  • Verlengde instructie


Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

10 min. ZS
Je leest in je leesboek of je werkt aan je eindopdracht boek
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Woordenschat 3


Bladzijdes 99 t/m 103

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan taaltrucjes in teksten herkennen en begrijpen.


Slide 4 - Tekstslide

Differentiëren

Doe mee met de uitleg


Maak zelfstandig of in duo's de opdrachten. Kijk deze na en verbeter foute antwoorden.

Noteer wat je gedaan hebt in je planner.

Slide 5 - Tekstslide

Woordenschat blz. 99
Letterlijk of figuurlijk:

Jacco gooit er met de pet naar.
Letterlijk = Jacco gooit met zijn pet naar iets.
Figuurlijk =  Jacco doet niet goed zijn best.


Slide 6 - Tekstslide

Overdrijving:


Minke schreef met koeienletters.

Minke schreef heel groot.

Slide 7 - Tekstslide

Understatement
Je gebruikt mooie woorden om iets minder erg te maken. 

Je bent een paar pondjes aangekomen.

Slide 8 - Tekstslide

Taalgrapje
De uitspraak is bedoeld als een grapje.

Mensen die gestoord willen worden, zijn het meestal al.

De chirurg naait hem een oor aan.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Kies uit: letterlijk, figuurlijk of een taalgrapje

De duiker was diep gezonken.
A
letterlijk
B
figuurlijk
C
taalgrapje

Slide 11 - Quizvraag

Kies uit: letterlijk, figuurlijk of een taalgrapje

Sandra krijgt alles wat ze wil hebben, ze is over het paard getild
A
letterlijk
B
figuurlijk
C
taalgrapje

Slide 12 - Quizvraag

Kies uit: overdrijving of understatement

De witte broek maakt je niet bepaald slank.
A
overdrijving
B
understatement

Slide 13 - Quizvraag

Kies uit: overdrijving of understatement

Dit is al de honderdste keer dat je te laat komt.


A
overdrijving
B
understatement

Slide 14 - Quizvraag

Kies uit: overdrijving, understatement, letterlijk of een taalgrapje

De chirurg naait hem een oor aan.
A
understatement
B
letterlijk
C
overdrijving
D
taalgrapje

Slide 15 - Quizvraag

Kies uit: een taalgrapje, understatement, letterlijk of figuurlijk.

Die man is niet bepaald moeders mooiste.
A
letterlijk
B
overdrijving
C
understatement
D
figuurlijk

Slide 16 - Quizvraag

Opdrachten blz. 99 t/m 103
Maak opdracht 1
lees de theorie nog eens door
Maak opdrachten 2, 3 en 4

Weet je het nog? Anders terugbladeren naar de hoofdstukken 1 en 2 in je boek. Maak de opdrachten 5 en 6.



Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten blz. 102 en 103.
Understatement/overdrijving: maak opdracht 7 en 8.1 en 8.2.
Maak opdracht 9 (keuze opdracht 11).

Kijk al je gemaakte opdrachten na.

Slide 18 - Tekstslide