B1-K1-W5 - Samenvattende les

Werkproces: B1-K1-W5 Reageert op onvoorziene en crisissituatie
Semester: 2

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Werkproces: B1-K1-W5 Reageert op onvoorziene en crisissituatie
Semester: 2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
De student is in staat om aan de hand van gegeven theorie de kennistoets met een voldoende af te ronden.

Slide 2 - Tekstslide

Reageren op verslikking
  • De cliënt rechtop laten zitten en aanmoedigen om te hoesten
  • Je past de heimlich pas als de cliënt begint te verstikken en stuk fruit/voorwerp in de luchtwegen terecht is gekomen.

Slide 3 - Tekstslide

Reageren op verwondingen
Schaafwond door een val op straat.
Schoonspoelen met lauw water en laten drogen aan de lucht.

Eerstegraads brandwond.
Minimaal tien minuten koelen met lauw water.
Snijwond in de wijsvinger.
'Schoon' laten bloeden en verbinden met steriel verbandmateriaal.
Kneuzing van de enkel.
Koelen en het getroffen lichaamsdeel hoog leggen.
Slagaderlijke bloeding aan de pols.
Wond dichtdrukken en 112 bellen.

Slide 4 - Tekstslide

Reageren op crisissituatie
Voorrang geven aan de dagelijkse routine.
Ervoor zorgen dat anderen op tijd op hun werk zijn.
Ingrijpen aan het begin van een gedragsketen.
Iemand die uit zit te dagen, apart nemen
Benoem de rol van de cliënt en wat hij kan doen.
Aanwijzing geven: 'Zeg even sorry tegen haar dat je het niet expres deed'.
Assistentie vragen en rollen verdelen.
Aanwijzing geven: 'Ga jij even met haar op de gang verder praten'.
Veiligheid voorop stellen.
Een mes niet van de bedreiger afpakken.

Slide 5 - Tekstslide

Procedure hoe te reageren
1
Let op gevaar.

2
Ga na wat er is gebeurd en wat er met het slachtoffer aan de hand is.
3
Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting.
4
Schakel professionele hulp in.
5
Help het slachtoffer op de plaats waar hij zit of ligt.

Slide 6 - Tekstslide

Verbrandingen
1ste graad
pijnlijk, rood, droog en soms wat opgezet

2de graad
rood van kleur, zijn nat en er kunnen blaren te zien zijn. 
3de graad
wit of zwart van kleur, droog en niet pijnlijk.

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerken verbrandmiddel
Hydrofiel verband
Los geweven verband gaat dat goed vocht opneemt.
Zalfgaas
Plakt niet aan de wond; ontsmettend; neemt geen vocht op.
Metallinekompres
Vochtopnemend; steriel; plakt niet aan de wond.
Cambriczwachtel
Stevig materiaal; niet elastisch; je kunt er goed druk mee uitoefenen.
Ideaalzwachtel
Zeer elastisch; erg geschikt om druk mee uit te oefenen.
Vette watten
Neemt geen vocht op; gebruik bij het aanleggen van drukverbanden bij verstuiking.
Synthetische watten
Neemt vocht op; veerkrachtig; pluist niet.

Slide 8 - Tekstslide

Reactiemogelijkheden
Bevriezen
Stil staan alsof je aan de grond vastgeplakt zit.

Vluchten
Zonder verder te kijken weg- of doorlopen naar de uitgang
Vechten
Zonder al te veel nadenken handelen richting de gevallen collega en cliënten.

Slide 9 - Tekstslide

Fases van rouwverwerking
1
Ontkenning

2
Woede
3
Onderhandelen (marchanderen)
4
Depressie
5
Aanvaarding

Slide 10 - Tekstslide

Verwerkingsproces
De houding bij het ondersteunen van een cliënt in het verwerkingsproces
  • Afwachtende houding
  • Luisterende houding
  • Vraaggerichte houding

Slide 11 - Tekstslide

Reanimatie
Een volwassene
  • Iemand is niet bij bewust
  • Check ademhaling
  • 2 beademingen
  • 30 borstcompressies  

Een kind
  • Iemand is niet bij bewust
  • Check ademhaling
  • 2 beademingen
  • 15 borstcompressies  

Slide 12 - Tekstslide

Wet verplichte meldcode huiselijk geweld
Deze wet verplicht organisaties een stappenplan te maken waarin professionals kunnen lezen wat ze moeten doen bij een vermoeden van huiselijk geweld. 
Stap 1
In kaart brengen van de signalen.
Stap 2
Overleggen met collega en eventueel het raadplegen van Veilig thuis of een letseldeskundige.
Stap 3
Gesprek met de betrokkene(n).
Stap 4
Het afwegen van het geweld of de kindermishandeling en bij twijfel Veilig Thuis raadplegen.
Stap 5
Beslissen: zelf hulp organiseren of een melding maken bij Veilig Thuis.

Slide 13 - Tekstslide

Ontruimen oefenen
  • Medewerkers kunnen nagaan of het protocol nog goed bruikbaar is.
  • Medewerkers kunnen ervaren dat de looproutes en nooduitgangen vrij zijn van obstakels.
  • De cliënten doen ervaring op met een ontruimingssituatie.
  • Medewerkers raken vertrouwd met de procedure.

Slide 14 - Tekstslide

Afweermechanisme
  1. Bij regressie is een geestelijke vlucht in het verleden.
  2. Bij rationaliseren gebruikt men een aannemelijke verklaring voor moeilijkheden, bedreigingen of conflicten die in het referentiekader past. Bijvoorbeeld het op zoek gaan naar smoezen waarom je al drie weken je slaapkamer niet hebt opgeruimd.
  3. Bij verdringing verplaatst men onprettige gevoelens naar het onderbewuste. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren na een traumatische ervaring.
  4. De reactieformatie  ook wel de overdekking genoemd als je bijvoorbeeld iemand niet aardig vindt, ga je juist extreem aardig tegen diegene doen om te verbloemen wat je daadwerkelijk van diegene vindt.
  5. Projectie de cliënt legt de schuld voor wat er is gebeurd bij een ander.
  6. Ontkenning de cliënt houdt vol dat de situatie niet echt is gebeurd.




Slide 15 - Tekstslide

Verdedigingsmechanisme
Wat kan je doen of zeggen als MZ'er?
  • Laat de cliënt zijn eigen tempo bepalen.
  • Laat de cliënt zijn emoties uiten; dat lucht namelijk op en geeft daardoor ‘ruimte’.
  • Wanneer cliënten de werkelijkheid jarenlang blijven ontkennen is deskundige, psychische hulp vereist.

Slide 16 - Tekstslide

Soorten crisis
1. Een persoonlijke crisis bij een cliënt of collega. Een persoonlijke crisis is direct van invloed op het functioneren van een individu. Er heeft zich een situatie voorgedaan die diep ingrijpt in iemands leven, waardoor deze persoon gedurende een periode uit zijn evenwicht raakt. Het herstellen van het evenwicht lukt meestal niet zonder hulp.
Voorbeelden van oorzaken voor een persoonlijke crisis:
  • verlies en rouw,
  • slachtoffer zijn,
  • ernstig ziek zijn.

2. Een crisis in de organisatie. Dit soort crisis heeft grote impact op het functioneren van een organisatie en is daarmee indirect van invloed op het functioneren van een individu. Voorbeelden van oorzaken voor organisatiecrisis:
  • langdurige arbeidsconflicten,
  • fraude door het bestuur,
  • langdurige uitval van het computernetwerk.

Slide 17 - Tekstslide

Crisisbeleving
  • De persoonlijke beleving van de cliënt.
  • De mate waarin de situatie impact heeft op iemands leven.

Slide 18 - Tekstslide

Psychotrauma 
  • Herbeleving van de ingrijpende gebeurtenis: iemand heeft bijvoorbeeld last van nachtmerries of de betrokkene ervaart overdag de emoties die hij/zij ook had tijdens de gebeurtenis. Deze herbeleving is vaak zeer beangstigend.

  • Vermijdingsreacties: de betrokkene probeert prikkels die bij het trauma horen, zoals gedachten, gesprekken, personen of plaatsen, uit de weg te gaan.

  • Verhoogde waakzaamheid: De betrokkene is constant bang dat de gebeurtenis zich herhaalt en is daarom zeer waakzaam en alert. Iemand slaapt daardoor slecht en is erg schrikachtig.

Slide 19 - Tekstslide

Soorten angsten
  • Reële; echte angst 
  • Niet-reële angst; angst die beleefd wordt maar niet echt is

Slide 20 - Tekstslide

FAST
Face
Bij een beroerte gaat één kant van het gezicht hangen, bijvoorbeeld een mondhoek die naar beneden gezakt is. Om dit extra te controleren, vraag je de persoon te glimlachen: als één kant van het gezicht meedoet, is dit een aanwijzing voor een beroerte.

Arm
Door een beroerte is de aansturing van het lichaam vaak aan één kant verstoord. Wanneer de persoon beide armen naar voren optilt en één arm zakt weer terug, dan is dit een aanwijzing voor een beroerte.

Speech
De spraak van iemand met een beroerte is vaak onsamenhangend en slecht te verstaan.

Time
Verdenk je iemand van een beroerte, dan is het belangrijk zo snel mogelijk 112 te bellen.



Slide 21 - Tekstslide

Vormen van sociale ondersteuning
Informatieve ondersteuning.
de ander geeft je inlichtingen over bijvoorbeeld de beste aanpak.
Gezelschap.
bezoek krijgen, een praatje met je maken.
Instrumentele ondersteuning.
praktische vorm van ondersteuning, bijvoorbeeld een boodschap die voor je gedaan wordt.
Waardering.
compliment krijgen, positieve feedback krijgen, een attentie ontvangen.
Emotionele ondersteuning.
begripvolle reacties, blijk van genegenheid, een duwtje in de goede richting krijgen.

Slide 22 - Tekstslide

Crisissituaties Agressie

Slide 23 - Tekstslide

Crisissituaties Agressie

Slide 24 - Tekstslide

Reacties
Non-assertief
Geen durven zeggen
Assertief
Opkomen voor jezelf op de juiste manier
Agressief
Je komt op de verkeerde manier voor jezelf. Je brengt jezelf en andere schade

Slide 25 - Tekstslide

Omgaan met agressie
"Ik kan me voorstellen dat je daar heel verdrietig over bent."
Probeer gevoelens van de cliënt te verwoorden
"Het is beter om nu even rustig te gaan zitten."
Probeer op een onpersoonlijke manier grenzen te stellen
"Geef eens een lekkere stomp tegen de kussens op de bank, die kunnen wel tegen een stootje."
Vertel de cliënt wat hij kan doen om zijn agressie kwijt te raken
"Ik zie dat je tot 10 probeert te tellen. Fijn dat je eerst nadenkt voordat je doet."
Waardeer zelfcorrecties en pogingen van de cliënt om zichzelf in de hand te houden

"Schreeuw nog maar wat harder."
Paradoxaal reageren

Slide 26 - Tekstslide

Omgaan met agressie
Stap 1
Stoom afblazen: laat de ander even uitrazen. De woede wordt daardoor waarschijnlijk vanzelf minder. Hoelang kan iemand boos blijven?
Stap 2
Tot de orde roepen: vertel de ander dat je op deze manier het gesprek niet voortzet. Vraag de ander op een gewone toon te praten of zijn klacht te uiten.
Stap 3
Opnieuw beginnen: begin het gesprek opnieuw, als de kwaadheid is gezakt. Laat de ander zijn verhaal doen.
Stap 4
Passen bij herhaling: wordt de ander opnieuw heel kwaad, beëindig dan het gesprek.

Slide 27 - Tekstslide

Risicoreactie
Vermijden.
Het team verbiedt de twee cliënten 's avonds alleen naar buiten te gaan.
Reduceren.
Het team maakt heldere gedragsafspraken met de twee cliënten.
Overdragen.
Op het moment dat de buren klagen over het gedrag schakelt het team direct de wijkagent in.

Slide 28 - Tekstslide

Soorten conflicenten
Inhoudelijke conflict: dit conflict gaan over de inhoud van het werk. Denk aan: verschil van mening over regels en procedures, verschil van inzicht over de agogische interventies.

Belangenconflict: bij dit type conflict botst jouw eigenbelang met het belang van anderen. Je hebt een verschil van mening over wat de juiste verdeling is van tijd, geld, macht, enzovoort.

Sociaal-emotionele conflict: in dit type conflict staan gevoelens en emoties centraal. Wanneer je dit soort conflicten vaak met iemand hebt, verlies je gaandeweg het vertrouwen in de ander en krijg je vaak een hekel aan hem.

Slide 29 - Tekstslide

Conflicthanteringsstijl
Twee soorten stijlen:
  • Niet-effectieve conflicthanteringsstijlen: Niet goed omgaan met conflicten.
  • Effectieve conflicthanteringsstijlen: Goed kunnen omgaan met conflicten.

Slide 30 - Tekstslide

Theorieles conflict situaties en conflicthantering

Inhoudelijke conflict: dit conflict gaan over de inhoud van het werk. Denk aan: verschil van mening over regels en procedures, verschil van inzicht over de agogische interventies.

Belangenconflict: bij dit type conflict botst jouw eigenbelang met het belang van anderen. Je hebt een verschil van mening over wat de juiste verdeling is van tijd, geld, macht, enzovoort.

Sociaal-emotionele conflict: in dit type conflict staan gevoelens en emoties centraal. Wanneer je dit soort conflicten vaak met iemand hebt, verlies je gaandeweg het vertrouwen in de ander en krijg je vaak een hekel aan hem.
Niet-effectieve conflicthanteringsstijlen: 
Forceren en vechten: bij deze stijl streef je je eigen belangen na ten koste van de ander. Inhoud van het conflict is belangrijk, soms zelfs belangrijker dan de relatie.

Ontlopen en vermijden: Het probleem van deze stijl is dat je niet opkomt voor jezelf en de ander jouw grenzen dus niet kan respecteren. De inhoud en de relatie zijn beide niet belangrijk genoeg.

Aanpassen en toegeven: deze stijl is niet altijd verkeerd. Het is pas verkeerd als je je te vaak aanpast en te vaak toegeeft. De relatie is belangrijker dan de inhoud van het conflict.

Slide 31 - Tekstslide

Theorieles conflict situaties en conflicthantering

Inhoudelijke conflict: dit conflict gaan over de inhoud van het werk. Denk aan: verschil van mening over regels en procedures, verschil van inzicht over de agogische interventies.

Belangenconflict: bij dit type conflict botst jouw eigenbelang met het belang van anderen. Je hebt een verschil van mening over wat de juiste verdeling is van tijd, geld, macht, enzovoort.

Sociaal-emotionele conflict: in dit type conflict staan gevoelens en emoties centraal. Wanneer je dit soort conflicten vaak met iemand hebt, verlies je gaandeweg het vertrouwen in de ander en krijg je vaak een hekel aan hem.
Effectieve conflicthanteringsstijlen: 
Samenwerken en oplossen: empathie is bij deze stijl een voorwaarde.  De inhoud en de relatie zijn beide belangrijk.


Onderhandelen en een compromis zoeken:  Je probeert samen met de andere partij een oplossing te vinden die voor beide partijen gedeeltelijk bevredigend is. Je richt je zowel op de inhoud als op de relatie door concessies te doen.

Slide 32 - Tekstslide

Conflicten oplossen
Stap 1
Probeer elkaars behoeften duidelijk te krijgen door actief te luisteren en ik-boodschappen te geven.
Stap 2
Bedenk samen oplossingen, kies er een uit en maak hierover duidelijke afspraken.
Stap 3
Ga na verloop van tijd samen na of de nieuwe oplossing werkt.

Slide 33 - Tekstslide