Herhaling 5.5/5.6
1 / 36
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Wat is een goed voorbeeld van een Nadeel van social media?
A
Het is leuk en ontspannend.
B
Je kunt verslaafd raken aan bijvoorbeeld gamen.
C
Je kunt moeilijker slapen.
D
Je kunt verslaafd raken aan bijvoorbeeld gamen.
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een goed voorbeeld van een voordeel van social-media?
A
Je woordenschat en creativiteit worden vergroot.
B
Je kunt moeilijker slapen.
C
Je kunt jezelf te veel focussen op reacties en likes.
D
Je kunt moeilijker slapen.
Slide 10 - Quizvraag
Feiten worden met opzet weg-gelaten of veranderd.
A
Trucjes
B
Online-profilering
C
Manipulatie
D
Reclame
Slide 11 - Quizvraag
Het eerste doel van reclame is...
A
Producten verkopen
B
Geld verdienen
C
Vrolijkheid brengen
D
Irritant zijn
Slide 12 - Quizvraag
De mediawet geldt
A
Voor alle omroepen
B
Alleen voor kranten
C
Alleen voor de publieke omroepen
D
Voor omroepen en kranten
Slide 13 - Quizvraag
Wat voor soort communicatie is dit?
A
Persoonlijk, verbaal, eenzijdig
B
Massaal, verbaal, meerzijdig
C
Massaal, non-verbaal, eenzijdig
D
Massaal, non-verbaal, meerzijdig
Slide 14 - Quizvraag
Wat is persvrijheid?
A
Vrijheid van journalisten om nieuws te brengen
B
Vrijheid om te roddelen over je klasgenoten
C
Vrijheid om koekjes te eten
D
Vrijheid om te whatsappen
Slide 15 - Quizvraag
Een zender in communicatie is:
A
Een tv kanaal
B
Degene die de boodschap krijgt
C
Degene die de boodschap verstuurt
D
de boodschap zelf
Slide 16 - Quizvraag
Wat is media
A
Communicatie middel
B
praten met andere mensen en dieren
C
heel veel mensen samen
D
Naam van een persoon
Slide 17 - Quizvraag
Wat is reclame?
A
Goede tijden, slechte tijden
B
Spongebob
C
Een filmpje hoe lekker Milka chocola is
D
Een filmpje over vliegtuigen
Slide 18 - Quizvraag
Bij communicatie:
A
ben je zelf altijd de zender.
B
Wordt informatie doorgegeven
C
is de zender altijd onbekend.
D
Moet je altijd iets zeggen
Slide 19 - Quizvraag
Wat is pluriformiteit in de media?
A
Er is één krant.
B
Mensen mogen hun mening geven op TV.
C
Er zijn veel soorten media.
D
Er zijn kranten met linkse en rechtse meningen.
Slide 20 - Quizvraag
Veel mensen gebruiken social media, deze media zijn vooral gericht op...
A
Onderlinge contacten tussen mensen
B
Algemene informatie die voor iedereen interessant is
Slide 21 - Quizvraag
Er zijn publieke media en commerciële media. De commerciële media verdienen hun geld met reclame.
A
Dat is niet waar
B
Dat is waar
Slide 22 - Quizvraag
Wat is social media?
A
Een podium om jezelf en wat je doet te delen met anderen
B
Een platform om andere mensen te leren kennen
C
Een middel om in verbinding te zijn met de rest van de wereld
D
Een plek om te leren van anderen
Slide 23 - Quizvraag
De media mag niet álles! Welke beperkingen zijn er voor de media?
A
Onzedelijke berichten
B
Discriminatie
C
Onwaarheden
D
Oproepen tot geweld
Slide 24 - Quizvraag
Wie bepalen of iets nieuws is?
A
Journalisten
B
De lezers.
C
De politici
D
De mensen die een krant kopen
Slide 25 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen "media" en "social media"?
A
gebruikers maken zelf de inhoud bij media
B
gebruikers maken zelf de inhoud bij social media
Slide 26 - Quizvraag
Wat is verbale communicatie?
A
Communicatie met woorden
B
Communicatie met handgebaren
C
Communicatie met oogcontact
D
Communicatie met lichaamstaal
Slide 27 - Quizvraag
Wat voor communicatie is dit?
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie
C
Goede communicatie
D
Ondersteunende communicatie
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een ideaalbeeld in de reclame?
A
Een bekende Nederlander die vertelt dat mayonaise van Calvé heerlijk is.
B
Een automobilist die door de politie wordt aangehouden.
C
Een gelukkig stel dat op vakantie is op een zonnig tropisch eiland.
D
Een vrouw die met een somber gezicht de badkamer schoonmaakt
Slide 29 - Quizvraag
Wanneer is iets nieuws?
A
Het is actueel, dus net gebeurd
B
Het is bijzonder, komt niet vaak voor
C
Het gaat over belangrijke personen
D
alle antwoorden zijn juist
Slide 30 - Quizvraag
14. Een nadeel van social media kan zijn ...
A
Eenzaamheid
B
Verslaafd zijn aan social media
C
Negatief zelfbeeld
D
Alle antwoorden kunnen nadelen zijn
Slide 31 - Quizvraag
Wat is de goede betekenis van media?
A
Bedrijven die zich alleen maar bezig houden met het overbrengen van informatie.
B
Bedrijven die zich bezig houden met reclame.
C
Bedrijven die zich bezig houden met films maken.
D
Bedrijven die zich bezig houden met grote groepen mensen.
Slide 32 - Quizvraag
Wat is geen maatschappelijke functie van de media?
A
Informatieve functie
B
Controle- of waakhondfunctie
C
Socialiserende functie
D
Asocialiserende functie
Slide 33 - Quizvraag
Wat voor de ene zender nieuws is, hoeft nog geen nieuws te zijn voor een andere zender.
Hoe komt dat?
Hoe komt dat?
A
Journalisten vragen zich altijd af of het nieuws actueel is.
B
Zenders hebben verschillende doelgroepen.
C
Nieuws moet altijd gecontroleerd worden.
D
Nieuws moet interessant zijn.
Slide 34 - Quizvraag
Het expres weglaten of veranderen van bepaalde informatie.
A
Censuur
B
Indoctrinatie
C
Beeldvorming
D
Persvrijheid
Slide 35 - Quizvraag
Bedrijven verzamelen gegevens over jou en maken daarmee een digitaal profiel.
A
Trucjes
B
Online-profilering
C
Manipulatie
D
Reclame
