- Wanneer schrijf je de ik-vorm + t?
Als de zin niet in het meervoud staat en er is geen sprake van de ik-vorm, dan schrijf je in het enkelvoud de ik-vorm + t.
1. Een bellende fietser vormt een gevaar op de weg.
2. Hij loopt enorme risico's.
3. Door oordopjes hoort hij niets.
Misschien heb je ooit geleerd: 'stam + t' in plaats van 'ik-vorm + t'.
De stam is het hele werkwoord min -en. Als je zegt 'stam + t', kún je verkeerde vormen krijgen: ik lez, jij lezt. Daarom kun je beter 'ik-vorm' en 'ik-vorm + t' gebruiken.