2024-01-10 3M

Wiederholung
Voltooid deelwoord
Kloktijden
Vraagwoorden
a/ä-wissel
Woordjes
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wiederholung
Voltooid deelwoord
Kloktijden
Vraagwoorden
a/ä-wissel
Woordjes

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van arbeiten?

Slide 2 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
telefonieren?

Slide 3 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van kochen?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
gratulieren?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van besuchen?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
wohnen?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
kosten?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
reden?

Slide 9 - Open vraag

Ich heb gewerkt.
A
Ich hab arbeitet.
B
Ich hab gearbeitet.
C
Ich habe gearbeitet.
D
Ich habe arbeitet.

Slide 10 - Quizvraag

Jullie hebben gewoond.
A
Er hat gewohnt.
B
Ihr hat gewohnt.
C
Ihr habt gewohnt.
D
Er haben gewohnet.

Slide 11 - Quizvraag

Wir..... eine Cola ..........
A
hast, gekauft
B
habt, gekauft
C
haben, gekauftet
D
haben, gekauft

Slide 12 - Quizvraag

Er ........ gestern ............
A
habe, gearbeitt
B
hat, gearbeitet
C
hat, arbeitet
D
hast, arbeitet

Slide 13 - Quizvraag

........ihr Tickets ............?
A
Habe, reserviert
B
Hat, gereserviert
C
Habt, reserviert
D
Habt, gereserviert

Slide 14 - Quizvraag

ik heb gewoond
A
ich hab gewohnd
B
ich habe gewohntet
C
ich habe wohnt
D
ich habe gewohnt

Slide 15 - Quizvraag

Heb je hockey gespeeld?
A
Hast.... gespielt
B
Habst.....gespield
C
Habe..... gespielt
D
Hab ...... gespieltet

Slide 16 - Quizvraag

Kloktijden

Slide 17 - Tekstslide

22.53 Uhr
A
Seben für elf
B
Sieben vor elf
C
Sieben für elf
D
Seben vor elf

Slide 18 - Quizvraag

20.10 Uhr
A
Zhen nach acht
B
Zehn nach acht
C
Zehn über acht
D
Zhen über acht

Slide 19 - Quizvraag

Kwart voor drie
A
Viertal für drei
B
Viertel vor drei
C
Viertal vor drei
D
Viertel für drei

Slide 20 - Quizvraag

Kwart over vier
A
Viertal über vier
B
Viertal nach vier
C
Viertel über vier
D
Viertel nach vier

Slide 21 - Quizvraag

Vraagwoorden

Slide 22 - Tekstslide

Waar ben je?
A
Wer bist du?
B
Wie bist du?
C
Wo bist du?
D
Wohin bist du?

Slide 23 - Quizvraag

Welke van de onderstaande woorden zijn vraagwoorden?
A
wann
B
was
C
war
D
wo

Slide 24 - Quizvraag

het Nederlandse woord WIE is in het Duits ......
A
wie
B
warum
C
who
D
wer

Slide 25 - Quizvraag

woher =
A
waarheen
B
waarvandaan
C
waarnaartoe
D
waarvoor

Slide 26 - Quizvraag

Wat is dat?
A
Was ist das?
B
Was sind das?
C
Wass seid das?
D
Wer ist das?

Slide 27 - Quizvraag

waarheen =
A
wohen
B
wohar
C
wohin
D
woher

Slide 28 - Quizvraag

a/ä-wissel

Slide 29 - Tekstslide

laufen = lopen
ik loop = .......
A
ich laufe
B
ich läufe
C
ich lauf
D
ich läuf

Slide 30 - Quizvraag

halten = houden
jij houdt = .......
A
du haltest
B
du hältest
C
du hältst
D
du haltst

Slide 31 - Quizvraag

schlafen = slapen
jullie slapen = ........
A
ihr schlaft
B
sie schlafen
C
ihr schläft
D
sie schlaft

Slide 32 - Quizvraag

fahren = rijden
jij rijdt = ........
A
du fahrest
B
du fährst
C
du fahrst
D
du fährest

Slide 33 - Quizvraag

Woorden

Slide 34 - Tekstslide

begeistert sein
A
geestig zijn
B
behekst zijn
C
enthousiast zijn
D
gek zijn

Slide 35 - Quizvraag

die Wahl
A
de keuze
B
de wal
C
de walvis
D
het aanbod

Slide 36 - Quizvraag

irritant is in het Duits...
A
nervig
B
irritanz
C
verrückt
D
stolz

Slide 37 - Quizvraag

also
A
al
B
dus
C
zo
D
ook

Slide 38 - Quizvraag

ärgern
A
erg
B
zeker
C
oefenen
D
plagen

Slide 39 - Quizvraag

brutaal is in het Duits...
A
brut
B
bruter
C
frech
D
frecher

Slide 40 - Quizvraag

bestimmt
A
gestemd
B
zeker
C
onzeker
D
ontstemd

Slide 41 - Quizvraag

gehören zu
A
gehorig
B
horen over
C
horen bij
D
het hoort zo

Slide 42 - Quizvraag

Hausaufgaben

Slide 43 - Tekstslide