2023-11-24 3M

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Lernziel heute
Wiederholung

Slide 5 - Tekstslide

Was machen wir heute?
Besprechen Hausaufgaben
Wiederholung (lesson up)
Inzage leestoets

Slide 6 - Tekstslide

Die Hausaufgaben waren...
Aufgabe 8 + 9 (Seite 61)

Slide 7 - Tekstslide

En nu... het voltooid deelwoord.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van arbeiten?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
telefonieren?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
reservieren?

Slide 11 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van kochen?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
basteln?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
regnen?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
gratulieren?

Slide 15 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van besuchen?

Slide 16 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
wohnen?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van machen?

Slide 18 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van atmen?

Slide 19 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
kaufen?

Slide 20 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
tanzen?

Slide 21 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
kosten?

Slide 22 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
rechnen?

Slide 23 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van
reden?

Slide 24 - Open vraag

Kloktijden

Slide 25 - Tekstslide

22.53 Uhr
A
Seben für elf
B
Sieben vor elf
C
Sieben für elf
D
Seben vor elf

Slide 26 - Quizvraag

20.10 Uhr
A
Zhen nach acht
B
Zehn nach acht
C
Zehn über acht
D
Zhen über acht

Slide 27 - Quizvraag

Kwart voor drie
A
Viertal für drei
B
Viertel vor drei
C
Viertal vor drei
D
Viertel für drei

Slide 28 - Quizvraag

Kwart over vier
A
Viertal über vier
B
Viertal nach vier
C
Viertel über vier
D
Viertel nach vier

Slide 29 - Quizvraag

Vraagwoorden

Slide 30 - Tekstslide

Waar ben je?
A
Wer bist du?
B
Wie bist du?
C
Wo bist du?
D
Wohin bist du?

Slide 31 - Quizvraag

Welke van de onderstaande woorden zijn vraagwoorden?
A
wann
B
was
C
war
D
wo

Slide 32 - Quizvraag

het Nederlandse woord WIE is in het Duits ......
A
wie
B
warum
C
who
D
wer

Slide 33 - Quizvraag

woher =
A
waarheen
B
waarvandaan
C
waarnaartoe
D
waarvoor

Slide 34 - Quizvraag

Vertaal: wat is dat
A
Was ist das?
B
Was sind das?
C
Wass seid das?
D
Wer ist das?

Slide 35 - Quizvraag

Haben + sein

Slide 36 - Tekstslide


Ich ……..(heb).
A
hab
B
habe
C
habst
D
haben

Slide 37 - Quizvraag

Gebruik de goede vorm van ,,haben'' en ,,sein''

Wir ... heute zu einem Geburtstag eingeladen. Lena ... ein Geschenk mitgebracht
A
haben, seid
B
sind, hat
C
haben, hatte
D
hat, sind

Slide 38 - Quizvraag

Wat zijn de juist werkwoordsvormen?
Roos (sein) 15 Jahre alt und (haben) einen Hund


A
bist, habt
B
ist, hat
C
seid, hast
D
bin, haben

Slide 39 - Quizvraag

haben en sein zijn onregelmatige werkwoorden
A
Ja
B
Nein

Slide 40 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van haben of sein in de onderstaande zin.

"Peter und Martina ........... zu viel getrunken."
A
sind
B
seid
C
haben
D
hast

Slide 41 - Quizvraag


….(zijn) ihr heute zu Hause?
A
sind
B
sein
C
wart
D
seid

Slide 42 - Quizvraag

Die Hausaufgaben
Leren: Woorden Lektion 1+2 (Seite 88)

(inzage leestoets)

Slide 43 - Tekstslide