Spelling b1b

Hoofdletters
Leerdoel: Je weet welke woorden een hoofdletter krijgen.


Bladzijde 214 en 215
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdletters
Leerdoel: Je weet welke woorden een hoofdletter krijgen.


Bladzijde 214 en 215

Slide 1 - Tekstslide

HOOFDLETTERS
Elke zin:

-Begint met een hoofdletter
- Eindigt met een punt, een vraagteken (als het een vraag is) of een uitroepteken (als het een zin met veel nadruk is)

Slide 2 - Tekstslide

Zo gebruik je HOOFDLETTERS
  • aan het begin van een zin: Het feest duurt tot tien uur.

  • bij namen: Stan Mol, Turfstraat, Apeldoorn, SP, Ford, Kerstmis (maar kerst niet!) , Puma.

  • bij woorden die van namen zijn gemaakt: Oost-Europese, Chinese, Nederlander.

Slide 3 - Tekstslide

GEEN HOOFDLETTERS
Let op: 

namen van dagen van de week (vrijdag), maanden (november), seizoenen (herfst) en windstreken (westen) 
krijgen GEEN hoofdletter.

Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag
Maak van bladzijde 214 en 215 opdracht 1 t/m 4.

Slide 5 - Tekstslide

Leestekens
Leerdoel: Je kunt punten, uitroeptekens en vraagtekens op de juiste manier gebruiken.


Bladzijde 216 en 217

Slide 6 - Tekstslide

Welke leestekens kennen jullie?

Slide 7 - Tekstslide

Punt (.)
Deze gebruik je bij een normale zin.

Ik ga naar school.
Dit weekend ga ik naar een terras.
Zaterdagochtend heb ik een voetbalwedstrijd.

Slide 8 - Tekstslide

Vraagteken (?)
Deze gebruik je bij een vraagzin.

Ga jij dit weekend naar het terras?
Vind jij voetbal leuk?
Hoe is het met jou?

Slide 9 - Tekstslide

Uitroepteken (!)
Deze gebruik je om een zin extra nadruk te geven.

Ik vind dit niet oké!
Doe eens normaal!
Dat heb jij goed gedaan!

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk maken
Maak van bladzijde 216 en 217 opdracht 1 t/m 4.

Slide 11 - Tekstslide

Laatste letter een -t of -d
Leerdoel: Je kunt bepalen of een woord eindigt met een -t of -d. De woorden zijn geen werkwoorden

Bladzijde 218 en 219


Slide 12 - Tekstslide

Laatste letter -t of -d?

Als een woord geen persoonsvorm is, gebruik je de verlengproef (woord langer maken door er -e, -en of -eren achter te zetten).

  • Als je met de verlengproef een -t hoort, schrijf je een -t aan het eind.
  • Als je met de verlengproef een -d hoort, schrijf je een -d aan het eind.


Voorbeeld:

gou... -> gouden -> goud.

actualitei...-> actualiteiten -> actualiteit.

Slide 13 - Tekstslide

Quiz

Slide 14 - Tekstslide

wedstrij..
A
wedstrijd
B
wedstrijt

Slide 15 - Quizvraag

verplich….
A
verplichd
B
verplicht

Slide 16 - Quizvraag

cemen…..
A
cemend
B
cement

Slide 17 - Quizvraag

ruimtevaar.....
A
ruimtevaard
B
ruimtevaart

Slide 18 - Quizvraag

bestan….
A
bestand
B
bestant

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 5 bladzijde 218 en 219.

Slide 20 - Tekstslide

Spelling b1b

Slide 21 - Tekstslide