2.3 oefentoets vragen 2.3 verzekeren

Basisbegrippen verzekeren

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Basisbegrippen verzekeren

Slide 1 - Tekstslide

Wat is verzekeren?

Slide 2 - Open vraag

Wat is een polis?
A
Een overzicht van de kosten voor een verzekering.
B
Een bewijsstuk van de verzekering.

Slide 3 - Quizvraag

Wie maakt de polis?
A
De verzekeraar
B
De verzekerde

Slide 4 - Quizvraag

Wie betaalt de premie?
A
de verzekeraar
B
de verzekerde

Slide 5 - Quizvraag

Een ander woord voor verzekeringsmaatschappij is ...
A
verzekeraar.
B
verzekerde.

Slide 6 - Quizvraag

Wie betaalt het eigen risico?
A
de verzekeraar
B
de verzekerde

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een polis?
A
Verzekeringsbewijs
B
Iemand uit Polen
C
Verzekeraar
D
Verzekerde

Slide 8 - Quizvraag

Ik verzeker mijn telefoon. Ik ben dan de.....
A
verzekeraar
B
verzekerde

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van een onzeker voorval?
A
inbraak
B
ongeluk
C
vernielen
D
blikseminslag

Slide 10 - Quizvraag

Welke van onderstaande is geen mogelijk oplossing voor moral hazard?
A
collectieve dwang
B
eigen risico
C
bonus-malus regeling
D
maximum vergoeding

Slide 11 - Quizvraag

Stelling I: Door middel van een eigen risico kan averechtse selectie worden tegengaan.
Stelling II: Met moral hazard wordt bedoeld dat je fraudeert met je verzekering.

Kies het juiste antwoord.


A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Premiedifferentiatie vermindert probleem van ....
A
moral hazard
B
asymmetrische informatie
C
informatieachterstand
D
averechtse selectie

Slide 13 - Quizvraag

Wat is GEEN goed middel om averechtse selectie tegen te gaan?
A
Premie differentiatie
B
Verplicht stellen verzekering
C
Bonus-malus
D
Instellen eigen risico

Slide 14 - Quizvraag

Wat is averechtse selectie?
A
Uit individuele premiebetaling wordt vermogen gevormd voor de financiering van uitkeringen in de toekomst.
B
De hoogte van een subsidie of bijdrage is afhankelijk van de hoogte van het inkomen.
C
Houdt in dat de mensen met een hoog risico zich wel verzekeren en de mensen met een laag risico niet.
D
De verzekeraar is verplicht iedereen die zich aanmeldt te verzekeren tegen dezelfde premie.

Slide 15 - Quizvraag

Eigen risico zorgt voor:
A
Meer moreel wangedrag
B
Meer averechtse selectie
C
Minder moreel wangedrag
D
Minder averechtse selectie

Slide 16 - Quizvraag

Thea sluit een doorlopende reisverzekering af. De jaarpremie is € 37, de poliskosten zijn € 5,25. De assurantiebelasting is 21%.
Bereken de verzekeringskosten

Slide 17 - Open vraag

De kans dat je fiets wordt gestolen is 3 op 10. Een nieuwe fiets kost € 1400. De premie voor het verzekeren van je fiets is € 84 per jaar. Bereken het risico.

Slide 18 - Open vraag