H75 - lijdend voorwerp (2)

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Schrijversbezoek
Elke donderdag lezen we samen uit dit boek.

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag ...
  • Terugblik zinsdelen - werkblad
  • Herhalen theorie lijdend voorwerp + aantekening
  • Werkblad 2
  • Oefenen
Doelen van de les: Je kunt het lijdend voorwerp herkennen in een zin. 

Slide 5 - Tekstslide

Werkblad

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm;
  2. verdeel de zin in zinsdelen;
  3. er staat één zinsdeel voor de persoonsvorm; 
  4. de werkwoorden zijn aparte zinsdelen. 

Slide 7 - Tekstslide

de persoonsvorm

De persoonsvorm vinden:
  1. Maak van de zin een vraag, het werkwoord vooraan in de zin is de persoonsvorm.
  2. Zet de zin in een andere tijd, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
  3. Verander het getal van de zin, maak van enkelvoud meervoud of andersom, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

Slide 8 - Tekstslide

Het onderwerp
Naast een persoonsvorm bevatten de meeste zinnen ook een onderwerp. Je vindt het onderwerp als volgt:
  • Stel de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm?
      > het antwoord op deze vraag is het onderwerp.



Slide 9 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Een zin bevat een werkwoordelijk gezegde (wg):
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet.
  • Bestaat uit de persoonsvorm + overige werkwoorden.
  • Als de zin alleen een persoonsvorm heeft, is de persoonsvorm óók het werkwoordelijk gezegde.

VB: De voorzitter van de club / heeft / na afloop van het toernooi / de prijzen / uitgereikt.
pv = heeft
wg = heeft uitgereikt
ow = de voorzitter van de club


Slide 10 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Naast de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow) en het werkwoordelijk gezegde (wg) kan een zin een lijdend voorwerp (lv) bevatten.
   

LET OP: Niet in elke zin zit een lijdend voorwerp!

In het kort: Het lijdend voorwerp kun je vinden met de vraag:
  • 'Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?'  

Slide 11 - Tekstslide

Zinsdelen
  • verdelen in zinsdelen 

  • persoonsvorm (pv)
     tijdproef, getalproef (vraagzin)

  • onderwerp (ow)
      Wie/(wat) + pv?

  • werkwoordelijk gezegde (wg)
     zegt wat het onderwerp (iets of              iemand) doet





  • lijdend voorwerp (lv)
     Wat/Wie + wg + ow ?

Slide 12 - Tekstslide

Werkblad 2

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de opdrachten op het werkblad. 
Ga daarna verder met H75: opdr. 3 t/m 6
blz. 154/155

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar? 
Maak de opdrachten op het werkblad. 
Lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk
Donderdag 13 februari: 
H75: opdr. 3 t/m 6
snelhechter meenemen 

Slide 15 - Tekstslide