Schrijfopdracht 1 - Het sprookje

Nederlands
1Y
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
1Y

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Leerdoelen
- Bespreken foto met voorwerpen
- Aandachtspunten schrijfvaardigheid
- Kenmerken van een sprookje
- Uitleg schrijfopdracht 1
- Aan de slag
- Afronden

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je weet de algemene aandachtspunten van het schrijven van een tekst.

- Je weet de kenmerken van een sprookje.


- Je weet wat de bedoeling is van schrijfopdracht 1.

Slide 3 - Tekstslide

Bespreken foto voorwerpen
1. De groep luiwammesen moesten twee uur nablijven bij mevrouw Kapitein.
= Een lepel
2. Tachtig procent van de mensen zijn tegen de bezuinigingen.
 = Je tandenborstel.
3. Moesten de leerlingen ook nog de lijdende vorm worden uitgelegd?
= een kussen.
4. Een klein deel van de renners haalden de finish niet.
= 1-blik agenda
5. Het merendeel van de scholieren vinden opgaven moeilijk.
= een kledinghanger.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de aandachtspunten wanneer je een tekst gaat schrijven?

Slide 5 - Woordweb

Aandachtspunten schrijfvaardigheid
Titel:
= Onderwerp aankondigen (Sneeuwwitje, Pinokkio).
= Nieuwsgierig maken.

Inleiding:
= Opstarten van het verhaal. 

Slide 6 - Tekstslide

Aandachtspunten schrijfvaardigheid
Kern, middenstuk:
De actie / gebeurtenissen. Uitgebreid verhaal wat er allemaal gebeurt.

Slot:
Het afsluiten van de tekst. Mooi einde, verdrietig einde, spannend einde (=cliffhanger).

Slide 7 - Tekstslide

Aandachtspunten schrijfvaardigheid
Layout
= hoe de tekst eruitziet, het 'uiterlijk' van de tekst.
Titel
= groter en opvallender gedrukt.
Hoofletters
= aan het begin van elke zin, bij namen van mensen, plaatsen, gebouwen, etc.

Slide 8 - Tekstslide

Aandachtspunten schrijfvaardigheid
Leestekens:
= Aan het eind van elke zin meestal een punt (of uitroepteken of vraagteken). Let op: 1 uitroepteken of vraagteken per zin is genoeg.

= Komma bij voegwoorden (omdat, want, maar), tussen twee persoonsvormen, op elke andere pauze binnen een zin.
= Aanhalingstekens bij uitspraken.

Slide 9 - Tekstslide

Aandachtspunten schrijfvaardigheid
Alinea's:
 Stukjes tekst die over een bepaald 'deelonderwerp' gaan.
- Vaak te onderscheiden door een witregel.

Bijvoorbeeld van wisseling van locatie:
Alinea 4 eindigt in het bos, alinea 5 eindigt in het dorp.
Of wisseling van tijd:
Alinea 2 eindigt in de avond, alinea 3 gaat verder in de ochtend.

Slide 10 - Tekstslide

Kenmerken van een sprookje

Slide 11 - Woordweb

Kenmerken van een sprookje
- Verzonnen verhalen --> Je mag je fantasie dus gebruiken, alles is mogelijk!
- Allerlei soorten personen: prinsessen, koningen, feeën, heksen, kabouters. Alles is mogelijk.
- Vaak een duidelijk verschil tussen goed en kwaad (dus de goederiken en slechteriken).
- Personages aan vaak op avontuur / op reis.
- Er is vaak een belangrijk voorwerp met magische krachten (spinnewiel- toverstaf- spiegel- bezemsteel- etc.)

Slide 12 - Tekstslide

Kenmerken van een sprookje
Taalgebruik is eenvoudig en voor iedereen te begrijpen.
- De 'tijd' (dus wanneer het verhaal zich afspeelt) is niet belangrijk.
- Daardoor beginnen sprookjes vaak met 'Er was eens...'
- Een sprookje heeft altijd een 'moraal' (levensles/belangrijke boodschap)

Slide 13 - Tekstslide

Schrijfopdracht 1
- Schrijf een nieuwe versie van een bestaand sprookje.
--> Zo is Doornroosje niet degene die gered moet worden, maar de prins.
--> Zo groeit niet Rapunzel haar haar, maar groeit haar hele lichaam.
--> Zo kan de kleine zeemeermin niet meer zien in plaats van niet meer praten.

Slide 14 - Tekstslide

Schrijfopdracht 1
Je kiest uit één van de volgende sprookjes:
1. Roodkapje
2. Hans en Grietje
3. Sneeuwwitje
4. Klein Duimpje
5. Assepoester
6. Pinokkio

Slide 15 - Tekstslide

Schrijfopdracht 1
Je vernieuwde sprookje bestaat uit:
- Een titel
- Een inleiding, middenstuk en slot (met open einde).
- Minimaal 300 woorden - maximaal 400 woorden.
- Het verhaal is creatief en origineel (je bedenkt dus nieuwe onderdelen of verandert onderdelen).
- Het originele sprookje moet te herkennen zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Schrijfopdracht 1
- Het is een lopend verhaal (hele zinnen, die ervoor zorgen dat de lezer het verhaal duidelijk kan volgen).
- Je maakt gebruik van alinea's.

- Je gebruikt de geleerde spellingsregels (werkwoordspelling, meervoudsvormen, verkleinvormen).

- Je gebruikt leestekens en hoofdletters.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide