Grammatica - lijdend voorwerp

WELKOM 

bij Nederlands 

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM 

bij Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Lijdend voorwerp
  • Oefenen
  • Toetsen bespreken 

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling zinsdelen
1. Adam ligt veel boeken te lezen in bed. 

pv =
wg = 
ow = 

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling zinsdelen

2. Mijn moeder heeft een taart gebakken. 


pv =

wg =

ow =



Slide 4 - Tekstslide

Mijn moeder heeft een taart gebakken

pv = heeft

wg = heeft gebakken

ow (wie/wat + pv/wg?) = mijn moeder


Je krijgt het antwoord "een taart" als je de vraag 

"wie/wat + wg + ow?" stelt.

Slide 5 - Tekstslide

Lijdend voorwerp


Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling zinsdelen
1. Adam ligt veel boeken te lezen in bed. 

pv =
wg = 
ow = 
lv = 

Slide 7 - Tekstslide

Herhaling zinsdelen

1. Mijn moeder heeft een taart gebakken. 


pv =

wg =

ow =

lv = 



Slide 8 - Tekstslide

Ik bracht haar naar school

Wat is het lv?
A
Geen lv
B
Haar
C
Bracht
D
Naar school

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alleen de persoonsvorm
B
Alleen het voltooid deelwoord
C
alle werkwoorden in een zin

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

(Deze klas)/ (kan)/ het lijdend voorwerp/ {vinden}.
A
Deze klas
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
hadden verslapen
B
hadden jullie verslapen
C
hadden je verslapen
D
hadden jullie je verslapen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het lv:
Waarom heb je hem dat gegeven?
A
heb
B
je
C
hem
D
dat

Slide 13 - Quizvraag

Zij heeft haar diploma gehaald.
lv=
A
haar diploma
B
zij
C
heeft gehaald
D
gehaald

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het lv?
Hij maakt zijn huiswerk.
A
maakt
B
huiswerk
C
hij
D
zijn huiswerk

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het LV?
Ik wil een voetbal hebben.
A
ik
B
wil hebben
C
voetbal
D
een voetbal

Slide 16 - Quizvraag

's Morgens eet ik graag een broodje chocopasta.
LV = ?
A
's Morgens
B
eet
C
graag
D
een broodje chocopasta

Slide 17 - Quizvraag

Vandaag
Leren: hoe je het lijdend voorwerp vindt. 

Maken: opdrachten paragraaf 7: lijdend voorwerp.

Daarna: verder met je taken. 



Nog niet af? Zet de opdrachten in je daltonplanagenda bij vrijdag. 
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide