Grammatica: zinsbouw 5B

?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolISKvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

?

Slide 1 - Tekstslide

Zinsbouw
Vragen met een vraagwoord
aan het begin
3-2-1-vragen
1-2-3-vragen (wie)

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt minmaal 6 vraagwoorden noemen.
3) Je kunt een 3-2-1-vraag en
    een 1-2-3-vraag (wie) maken
    met een vraagwoord aan het begin.

Slide 3 - Tekstslide

Vraag
Welke vraagwoorden weet je?
Typ de vraagwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

Vraagwoorden

Slide 5 - Woordweb

Vraagwoorden
De belangrijkste vraagwoorden
wie - wat - waar - wanneer - welke
waarom - hoe - hoeveel

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdelen
Uitleg zinsdelen
Een hoofdzin bestaat uit zinsdelen. 
Een zinsdeel is één woord of
een groep woorden die bij elkaar horen.
Een vraagwoord is ook een zinsdeel.



Slide 7 - Tekstslide

3-2-1-vraagzinnen en 1-2-3-vraagzinnen (wie)
met een vraagwoord aan het begin
Uitleg
Een gesloten vraag begint met de persoonsvorm.
Gaat het goed?
Een open vraag begint met een vraagwoord.
Hoe gaat het?
Een vraagwoord is meestal een ander zinsdeel (3).
Het vraagwoord 'wie' is meestal het onderwerp (1).

Slide 8 - Tekstslide

3-2-1-vraagzinnen en 1-2-3-vraagzinnen (wie)
met een vraagwoord aan het begin
Voorbeelden
Wanneer
gaat
de jongen
naar Spanje?
3 ander zinsdeel
(tijd)
2 persoonsvorm
1 onderwerp
3 ander zinsdeel (plaats)
Wie
gaat 
morgen
Naar Spanje?
1 onderwerp
2 persoonsvorm
3 az (tijd)
3 az (plaats)

Slide 9 - Tekstslide

3-2-1-vraagzinnen en 1-2-3-vraagzinnen
met een vraagwoord aan het begin
Opdracht
Maak vraagzinnen met een vraagwoord aan het begin.
Sleep de woorden naar de goede plaats.

Slide 10 - Tekstslide

3 az
manier
2 pv
1 ond
3 az
tijd
3 az
plaats
zaterdag
gaat
naar de voetbal-training
het meisje
hoe

Slide 11 - Sleepvraag

1 ond
2 pv
3 az
tijd
3 az
manier
3 az
wat
speelt
wie
basketbal
in de pauze
met zijn vrienden

Slide 12 - Sleepvraag

2 pv
1 ond
3 az
tijd
3 az
manier
3 az
plaats
met zijn zus
naar school
loopt
de jongen
elke dag

Slide 13 - Sleepvraag

Vragen?
1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt minimaal zes vraagwoorden noemen.
3) Je kunt 3-2-1-vraagzinnen en 1-2-3-vraagzinnen (wie)
     maken.

    Heb je nog vragen?

Slide 14 - Tekstslide

Typ minimaal zes vraagwoorden.

Slide 15 - Open vraag

Terugkijken naar de doelen
1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt minimaal zes vraagwoorden noemen.
3) Je kunt 3-2-1-vraagzinnen en 1-2-3-vraagzinnen maken.
Vraag
Noem een 3-2-1-vraagzin en een 1-2-3-vraagzin.
Denk hier eerst een halve minuut in stilte over na.
Bespreek het met de klasgenoot naast je.

Slide 16 - Tekstslide

Ik kan zinsdelen herkennen.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 17 - Quizvraag

Ik kan minimaal zes vraagwoorden noemen.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 18 - Quizvraag

Ik kan 3-2-1-vraagzinnen en
1-2-3-vraagzinnen maken.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 19 - Quizvraag