3.6 De parlementaire democratie

3.6 De parlementaire democratie
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.6 De parlementaire democratie

Slide 1 - Tekstslide

Het parlement bestaat uit...
A
De Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
B
De Tweede Kamer.
C
De Tweede Kamer en de regering.
D
De Tweede Kamer en de ministers.

Slide 2 - Quizvraag

De belangrijkste taken van het parlement zijn...
A
(mede)wetgeving en controleren van het kabinet.
B
(mede)wetgeving en de rijksbegroting maken.
C
controleren van het kabinet en maatschappelijke problemen oplossen.
D
controleren van het kabinet en stemmen.

Slide 3 - Quizvraag

De Eerste Kamer is anders dan de Tweede Kamer. De Eerste Kamer mag...
A
Nieuwe wetten ondertekenen.
B
Een wetsvoorstel in zijn geheel goed- of afkeuren.
C
Amendementen indienen als ze een wetsvoorstel willen verbeteren.
D
Zelf wetten maken.

Slide 4 - Quizvraag

Voor hun wetgevende taak hebben Tweede Kamerleden de volgende rechten:
(Kies drie antwoorden)
A
Stemrecht: ze kunnen wetsvoorstellen goedkeuren of afkeuren.
B
Recht van amendement: ze kunnen delen van wetsvoorstellen veranderen.
C
Recht van initiatief: ze mogen zelf wetsvoorstellen maken en die aan de Kamer voorleggen.
D
Vragenrecht: ze mogen mondeling of briefvragen stellen aan ministers of staatssecretarissen.

Slide 5 - Quizvraag

Als een minister een grote fout heeft gemaakt en moet aftreden, dan mag de Tweede Kamer gebruik maken van dit recht:
A
Motierecht, namelijk een motie van wanttrouwen indienen.
B
Recht van interpellatie: De minister moet naar de Tweede Kamer komen om uitleg te geven.
C
Enquêterecht: ze mogen een groot onderzoek uitvoeren.
D
Vragenrecht: ze mogen mondeling of per brief vragen stellen aan de minister.

Slide 6 - Quizvraag

Het parlement heeft best veel macht in Nederland...

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Hoe herken je een democratie?

Slide 9 - Open vraag

Kenmerken van een democratie
  1. Er is een Grondwet
  2. De politieke macht is verdeeld in drie onderdelen (trias politica). 
  3. Het door de burgers gekozen parlement heeft de hoogste macht. 

Slide 10 - Tekstslide

Het verschil tussen de regering en het parlement is...
A
Het parlement controleert de regering.
B
De regering bestaat uit de koning en de ministers en het parlement uit Eerste -en Tweede Kamerleden.
C
De regering mag wetten maken en het parlement niet.
D
De regering maakt een regeerakkoord en het parlement niet.

Slide 11 - Quizvraag

Scheiding der machten/trias politica
  1. Het parlement beslist over alle wetsvoorstellen van de regering;
  2. De regering voert de wetten uit;
  3. De rechters beoordelen of de overheid en de burgers zich wel aan de wet houden. 

Slide 12 - Tekstslide

Vanwege de macht van het parlement noemen we Nederland een parlementaire democratie...

Slide 13 - Tekstslide

En dan...
Parlementaire democratie
+
Grondwet
Trias politica 
Rechtstaat 
(Een land waarin de rechten en plichten van burgers én de overheid in de grondwet zijn vastgelegd en ook worden nageleefd). 

Slide 14 - Tekstslide

Voor de volgende les:
  • Maak vraag 2, 3, 5, 6, 9 en 13 op blz. 52 in jouw werkboek.
  •  Maak de samenvatting van 3.6 op blz. 61.
  •  Lees terug in jouw tekstboek en vraag de docent om hulp als je er niet uit komt.
  •  Laat zien dat je de vragen af hebt door een foto van je werk te maken en deze via een berichtje in Teams aan de docent te sturen.
Kijk jouw antwoorden na met het nakijkblad. Kijk ook de samenvatting op blz. 61.

Slide 15 - Tekstslide