Les 3

Wat is diabetes?
A
Je maakt geen/ weinig insuline aan in darmen
B
Je hebt hoge glucose waardes in bloed
C
Je maakt geen of weinig insuline in de alvleesklier
D
Je hebt een stofwisselingsziekte
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
VerzorgendeBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is diabetes?
A
Je maakt geen/ weinig insuline aan in darmen
B
Je hebt hoge glucose waardes in bloed
C
Je maakt geen of weinig insuline in de alvleesklier
D
Je hebt een stofwisselingsziekte

Slide 1 - Quizvraag

Als je diabetes hebt moet je opletten op suikers in de voeding.
A
JA , dat klopt
B
Nee
C
Ja maar je moet ook koolhydraten mijden
D
Medicatie zorgt dat je kan eten wat jij wilt

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een vegetarier?
A
Geen vis, geen vlees en geen zuivel
B
Geen dierlijke producten en eiwitten
C
Geen vis en geen vlees
D
Geen eiwitten gebruik

Slide 3 - Quizvraag

Een moslim eet geen....
A
lamsvlees
B
schapenvlees
C
varkensvlees
D
vis

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een eetpatroon?
A
Gebruiksaanwijzing hoe men eet en drinkt
B
De beperkingen die er zijn bij eten en drinken
C
Deskundig advies via diëtiste.
D
Eetgewoontes van wat iemand eet.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een angststoornis?


A
Een stoornis waarbij de mens geen angst kent
B
Geen angsten kennen
C
Heftige angst en keert de angst regelmatig terug
D
Bang om alleen gelaten te worden

Slide 6 - Quizvraag

Welk dieet bij nierproblemen? Meerdere antwoorden zijn mogelijk.




A
Eiwit beperkt
B
Lactose vrij
C
koolhydraat arm
D
Natriumarm dieet voorgeschreven.

Slide 7 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van geen bouwstoffen


A
Zuivel
B
Glucose
C
Koolhydraten
D
Mineralen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is automutilatie?



A
Dit is zelfverwonding of zelfbeschadiging.
B
Dit betekent dat je je eten herkauwt.
C
Telkens in de auto herbelevingen krijgen
D
Dat je goed met mutaties kan omgaan

Slide 9 - Quizvraag

Wat is poli-klinisch?


A
Een dag opname
B
Een professional die extern werkt
C
Een verblijf minimaal 1 overnachting
D
Een klinisch beeld van tijdelijke aard

Slide 10 - Quizvraag

Welke voedingsmiddelen verlagen de kans op DM
A
Rood vlees/bewerkt vlees
B
Groente/fruit
C
Verzadigde vetten
D
Weinig koolhydraten met weinig suikers

Slide 11 - Quizvraag

DE SCHIJF VAN 5, welke producten heb je meeste nodig
A
Graanproducten, groenten
B
Mineralen
C
Koolhydraten
D
Vlees en ei

Slide 12 - Quizvraag

BMI index bij overgewicht is
A
tussen 25 en 30
B
tussen 20 en 30
C
tussen 15 en 25
D
tussen 15 en 2o

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een therapeutisch klimaat?
A
Ontwikkelingsgericht
B
Samen met disciplines focus op herstel
C
Instellingsbeleid
D
Duidelijk dag/nachtritme

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn disciplines?
A
Taken in een zorgplan

Slide 15 - Quizvraag

Wat hoort bij een gezonde leefstijl?
A
Vetten en koolhydraten vrij
B
Emotie eten
C
groente en fruit
D
Uitgebalanceerde voeding

Slide 16 - Quizvraag

Hoelang mag de voeding op tafel blijven staan?





A
1 uur
B
Zolang het niet verkleurd is
C
Een halve dag
D
Niet langer dan 2 uur

Slide 17 - Quizvraag

Legionella kun je oplopen door:






A
Via een mug, die de verspreider is
B
Een douche te gebruiken weinig gebruikt wordt
C
Bacteriën via ontlasting actief
D
Verschonen van een besmet bed

Slide 18 - Quizvraag

Vlees en groenten moeten meestal koel bewaard worden. Wat is de juiste temperatuur?






A
-8 tot -4
B
0-6 graden Celsius
C
-4 tot 0 graden Celsius
D
6-10 graden Celsius

Slide 19 - Quizvraag

Waar in huis zijn de meeste ziektekiemen ?


A
badkamer en gang
B
zolder, garage
C
slaapkamer, garage
D
keuken sanitaire ruimten

Slide 20 - Quizvraag


Wat zijn symptomen van voedselvergiftiging?



A
Dorstig, geen honger
B
Buikkramp, diaree
C
Niesten, hoofdpijn
D
Wazig zien, oorpijn

Slide 21 - Quizvraag

Wie zijn betrokken bij medicatieveiligheid?
A
Huisarts
B
Huisarts Apotheker Vzig
C
Apotheker
D
Alle antwoorden zijn fout

Slide 22 - Quizvraag

wat is nodig om micro-organismen geen kans te geven?
A
Hygiene bij de bereiding
B
Hygiene bij het bewaren
C
Hygiene bij opruimen
D
Alle genoemde antwoorden zijn juist

Slide 23 - Quizvraag

Wat doet een ergotherapeut?
A
Zorgen voor de mobiliteit
B
Zorgt voor aanpassingen in de woning
C
Zorgen voor naleven diëtist restricties
D
Zorgt voor ergonomisch schoeisel

Slide 24 - Quizvraag

Ziektekiemen daar heb je geen invloed tegen?

A
Ja,gezond eten, veel bewegen voorkomt het
B
Nee afhankelijk van exerne factoren
C
Ja, immuunsysteem activeren door medicatie
D
'Alle genoemde antwoorden zijn niet correct

Slide 25 - Quizvraag

Wat valt onder "vuil" sanitair?
A
Toiletbril
B
De wastafel
C
Aanrecht
D
Zeep

Slide 26 - Quizvraag

Wat is lekvocht?
A
Water wat uit de ijskast loopt
B
Vocht na bereiding voedsel
C
Mondslijm
D
Vocht boordevol bacterieen uit vlees/vis

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het Noro virus
A
Soort griep
B
Buikgriep variant
C
Vaak zichtbaar in je bloed na besmetting
D
Bovenste luchtweginfectie

Slide 28 - Quizvraag

Waarvoor zijn HACCP lijsten?

A
Om de houdbaarheidsdatum mee te bepalen.
B
Om alle voeding goed te blijven controleren.
C
Voor de administratie van de organisatie
D
Hier noteer je de temperatuur van de koelingen in.

Slide 29 - Quizvraag

Medicatie veiligheid is de verantwoordelijkheid van?
A
Arts en apotheker
B
Arts, Apotheker, Vz-ig, Familie en zorgvrager
C
Afd.manager en zijn team
D
Alle genoemde mensen

Slide 30 - Quizvraag


Welke bacteriën kunnen voedsel vergiftiging veroorzaken ?

A
Salmonella,
B
Listeria
C
Norovirus
D
Alle genoemde zijn juist

Slide 31 - Quizvraag