- een -n schrijven achter woorden als 'allen(n), beide(n) en sommige(n) als dat nodig is.
Blok 4
- de juiste tussenletter(s) in samenstellingen gebruiken.
- een samentrekking herkennen.
- het weglatingsstreepje gebruiken.
- de apostrof gebruiken
Blok 5:
- met leestekens de directe rede aangeven.
- de komma op de juiste manier gebruiken.
Dit ga je doen:
- werkwoorden op de juiste manier vervoegen.
- opdrachten maken met de beschreven doelen.
Slide 2 - Tekstslide
Meervoud van zelfst.nw
Het meervoud van zelfstandige nw. schrijf je meestal zoals je het uitspreekt. De uitzonderingen:
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Meervouds -n bij verwijzingen
Woorden als beide(n), enkele(n) en vele(n)...enz. schrijf je meestal zonder -n. Je schrijft wel een -n als er geen zelfstandig naamwoord achter staat en het wel betrekking heeft op meerdere personen.
VB: De vele toeristen willen allemaal hetzelfde zijn. (Er staat een zelfst.nw achter, dus geen -n.)
Van mijn vrienden zijn velen erg grappig. (Er staat geen zelfst.nw achter en het verwijst naar meerdere personen, dus wel -n.)
Zie ook het schema op de volgende sheet.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Aan het werk :
Blok 3
Havo: opdracht 1, 2, 3, 4
Vwo: opdracht 1, 2, 3, 4
Slide 8 - Tekstslide
Tussenletters in samenstellingen
Een samenstelling is een woord dat bestaat uit twee of meer andere woorden, zoals fietsbel en theeglas.
Soms moet je één of twee tussenletters toevoegen om de samenstelling te maken: -e, -en of -s.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Samentrekking
Als een deel van een samenstelling twee keer achter elkaar voorkomt, kun je het één keer weglaten. Je maakt dan een samentrekking. Het weggelaten woorddeel vervang je door een weglatingsstreepje.
Vb: landbouw en tuinbouw --> land- en tuinbouw.
fietsverkoop en fietsverhuur --> fietsverkoop en -verhuur.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Weglatingsstreepje
Als je een samentrekking maakt van een samenstelling én een woordgroep, heb je alleen een weglatingsstreepje nodig als je een deel van de samenstelling weglaat.
Vb: basisschool en middelbare school --> basis- en middelbare school of middelbare en basisschool.
Slide 13 - Tekstslide
Apostrof
Een apostrof heb je soms nodig om te zorgen dat je woorden goed uitspreekt. Bijvoorbeeld bij meervoudsvormen, bezitsvormen en verkleinwoorden. Je kunt hem ook gebruiken als je letters weglaat. In het schema zie je de belangrijkste regels.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Aan het werk
Blok 4
Havo: opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 6
Vwo: opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 6
Slide 16 - Tekstslide
Directe rede
Als je opschrijft wat iemand zei, maar niet de woorden letterlijk opschrijft heb je het over de indirecte rede.
Als je opschrijft wat iemand zei/zegt en die woorden letterlijk op papier zet, heb je het over de directe rede. Je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt, dat noem je een citaat. Je zet een citaat altijd tussen aanhalingstekens.
Je kunt die directe rede op verschillende manieren weergeven, zie schema.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Komma
Met een komma maak je een zin overzichtelijker. Je laat zien waar de lezer een korte pauze in kan lassen. Voor de regels, zie het schema.