H2 par. 2.1 Handel en nijverheid in de Republiek

Memo havo 2
H2. De tijd van regenten en vorsten
De Gouden Eeuw
par. 2.1 Handel en nijverheid in de Republiek
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Memo havo 2
H2. De tijd van regenten en vorsten
De Gouden Eeuw
par. 2.1 Handel en nijverheid in de Republiek

Slide 1 - Tekstslide

Gouden Eeuw

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de economie in Holland in de late middeleeuwen veranderde.
  • Je kunt oorzaken noemen voor de groeiende handel in Holland (1450-1540)
  • Je kunt een beschrijving geven van de economie van de Republiek. 
  • Je kunt uitleggen hoe Amsterdam de belangrijkste handelsstad van de Nederlanden werd.
  • Je kunt uitleggen hoe de economie van de Republiek onderdeel werd van de wereldeconomie en welke rol de VOC en WIC hierin speelden.
  • Je kunt een verband leggen tussen driehoekshandel, de slavenhandel en de plantageslavernij.
  • Ken je de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Handel met het Oostzeegebied
Rond 1450 dreven Oost-Nederlandse
Hanzesteden Deventer, Kampen en 
Zwolle handel met Oostzeegebied
  • Kochten hout en graan
  • Verkochten zout en haring

Eind 15e eeuw raakte Hanzehandel
in verval. Hollandse steden zoals 
Hoorn, Enkhuizen en Amsterdam namen 
Oostzeevaart over. Drassige grond ongeschikt voor verbouwen van graan. Import uit Oostzeegebied.

Slide 7 - Tekstslide

Oorzaken van de groeiende handel in Holland 1450-1540
Oorzaken
1. Veranderingen in de landbouw
Commerciële landbouw = Het verbouwen van landbouwproducten, zoals hennep en vlas, voor de handel. 

2. Toegenomen Oostzeevaart (invoer van graan en hout.
Moedernegotie (belangrijkste handel)

Slide 8 - Tekstslide

Handel met het Oostzeegebied
Rond 1540 werd Amsterdam een 
stapelmarkt voor hout en graan.

Producten werden eerst opgeslagen 
in pakhuizen en pas verkocht wanneer 
de prijzen hoog genoeg waren. Ze 
werden niet bewerkt.




Slide 9 - Tekstslide

Handel met het Oostzeegebied
15e en 16e eeuw Antwerpen centrum
van de wereldhandel.

Verschuiving van Antwerpen naar Amsterdam
Oorzaken:
  • Belangrijke uitvindingen (fluitschip, 
nieuwe soorten windmolens)
  • Val van Antwerpen 1585

Slide 10 - Tekstslide

Handel met het Oostzeegebied
1585 Val van Antwerpen 
  • Spaanse troepen veroveren Antwerpen
  • Protestantse kooplui en handwerkslieden 
vluchtten naar Holland en Zeeland.
  • Republiek blokkeerde de Schelde.
  • Verschuiving van Antwerpen naar 
  • Amsterdam als centrum van 
wereldhandel.

Slide 11 - Tekstslide

Bloeiende handel en nijverheid
Gunstige gevolgen van de Val van Antwerpen voor de Republiek:
  • Vlaamse kooplieden namen handelscontacten mee.
  • Vlaamse ambachtslieden verplaatsten bedrijven. Bijvoorbeeld de Vlaamse laken- en diamanthandel waren een impuls voor de economie.
  • Stapelmarkt veranderde van handel in grondstoffen naar handel in luxegoederen. 
  • Vraag naar arbeidskrachten nam toe. Bevolkingsgroei > stadsuitbreiding Bijvoorbeeld Amsterdamse grachtengordel.

Slide 12 - Tekstslide

De handel staat centraal
Handelskapitalisme = vorm van economie waarin kooplui zoveel mogelijk winst proberen te maken met  de handel.

Handelaren lieten grondstoffen uit verre landen bewerken door arbeiders/ nijverheid om ze vervolgens met winst te verkopen.

Winsten (kapitaal) werden geïnvesteerd in nieuwe schepen,  producten of uitproberen van nieuwe vaarroutes.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is nijverheid?
A
Het kopen en verkopen van grondstoffen of producten.
B
Het (handmatig) maken van producten of onderdelen daarvan met behulp van grondstoffen.
C
Het verbouwen van gewassen op akkers en het houden van dieren.
D
Met machines van grondstoffen producten of onderdelen daarvan maken.

Slide 14 - Quizvraag

Welke twee oorzaken zorgden voor toenemende handel in de Holland (1450-1540)?
A
Handel met Azië
B
Handel met Oostzeegebied
C
Handel in luxeproducten
D
Commerciële landbouw

Slide 15 - Quizvraag

Hoe werd Amsterdam het centrum van de wereldhandel? Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde.

I Vlaamse protestantse kooplieden en ambachtslieden kooplieden namen geld, kennis en handelscontacten mee en verplaatsten bedrijven.
II Vlaamse protestantse kooplieden en ambachtslieden vluchtten.
III) Val van Antwerpen. IV) De Schelde werd afgesloten.

A
III, II, I, IV
B
III, IV, II, I
C
IV, II, III, I
D
IV, III, I, II

Slide 16 - Quizvraag

Voor 1585 werd in Amsterdam veel gehandeld in luxeproducten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Handelskapitalisme is een manier van geld verdienen waarbij kooplieden proberen met nijverheid zoveel mogelijk winst te maken.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Wereldeconomie
16e eeuw 
Ontdekkingsreizen Spanje en Portugal. 
Gevolgen:
  • Specerijenhandel
  • Verspreiden Christendom (rooms-katholieke geloof)
  • Vergroten politieke macht

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wereldeconomie
Handel in nieuwe producten
  • Suiker, cacao, koffie en tabak (Amerika)
  • Peper, nootmuskaat, foelie en kruidnagel (Azië)

Deze handel verbond werelddelen met elkaar > ontstond een wereldeconomie

Slide 22 - Tekstslide

VOC
Rond 1600 groeide de vraag naar specerijen.
Handelaren uit Holland en Zeeland wilden profiteren van de specerijenhandel.

1594-1597 Willem Barents zoekt een Noordoostpassage naar Azië door de Arctische Oceaan. Nieuwe handelsroute opzetten mislukt.

1595 Eerste Compagnie met handelssucces in Azië ('voorcompagnie'). 

Slide 23 - Tekstslide

VOC
1602 VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) opgericht.
Compagnieën  besloten samen te werken.
  • Onderlinge concurrentie vermijden
  • Beter te verdedigen tegen de Portugezen

Veel mensen in Holland en Zeeland investeerden geld in het bedrijf en deelden in de winst.
De VOC was één van de eerste multinationals.

Slide 24 - Tekstslide

VOC
De VOC kreeg een aantal belangrijke rechten van de Staten-Generaal
  • Handelsmonopolie op specerijenhandel in Oost-Indië
  • Forten bouwen
  • Verdragen sluiten met Indische vorsten
  • Oorlog voeren
De belangrijkste handelspost was Batavia.
De VOC gebruikte geweld om het handelsmonopolie af te dwingen en om de best prijzen voor producten te krijgen. 
De VOC was zeer succesvol.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

WIC
1621 WIC (West-Indische Compagnie) opgericht
  • Handelsmonopolie op slavenhandel en producten zoals tabak, cacao, koffie en suiker in West-Afrika en Amerika.
  • Handelsposten in West-Afrika en kolonies met plantages in Amerika (Suriname en de Antillen)
  • Kaapvaart (piraterij)
  • Driehoekshandel
De WIC was minder succesvol dan de VOC. 

Slide 27 - Tekstslide

A: wapens, buskruit, textiel
B: slaven
C: suiker, cacao, koffie en tabak

Slide 28 - Tekstslide

Verschillen
VOC
WIC
Opgericht in 1602
Opgericht in 1621
Handel in Azië
Handel in Afrika en Amerika
Specerijen (peper, nootmuskaat, etc.) en zijde
Slaven, suiker, tabak
Geen kaapvaart
Kaapvaart
Geen plantages
Plantages
Heel succesvol
Niet zo succesvol

Slide 29 - Tekstslide

Waarom kregen Hollandse en Zeeuwse kooplieden rond 1600 belangstelling voor de handel in specerijen?
A
Meer mensen wilden specerijen kopen.
B
Specerijen werden goedkoper.

Slide 30 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de VOC?
A
Opgericht in 1621
B
Specerijen, zijde en thee
C
Handelsmonopolie
D
Oost-Indië (Azië)

Slide 31 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de WIC?
A
Opgericht in 1621
B
Slaven, tabak, suiker
C
Handelsmonopolie
D
Oost-Indië (Azië)

Slide 32 - Quizvraag

Wat zijn de twee belangrijkste kenmerken van de VOC en WIC?
A
Gewone mensen konden van in de winst delen door aandelen te kopen.
B
Kaapvaart
C
Speciale privileges
D
Oost-Indië (Azië)

Slide 33 - Quizvraag

Bron 1

Slide 34 - Tekstslide

Bron 2

Slide 35 - Tekstslide

Bron 3

Slide 36 - Tekstslide

Handel in mensen

Slavernij = systeem waarin mensen andere mensen bezitten, kopen en verkopen als eigendom.

In Afrika, de Arabische wereld en grote delen van de wereld buiten Europa was slavenhandel onderdeel van de economie.

Slide 37 - Tekstslide

0

Slide 38 - Video

Handel in mensen

17e eeuw Europeanen stichtten handelsposten en plantages in Amerika.

  • Indianen stierven door zware werk op plantages en door ziektes.
  • Europese handelaren haalden slaven uit West-Afrika om op plantages te werken.

Slide 39 - Tekstslide

Handel in mensen

Slavenhandel was onderdeel van driehoekshandel.

Handel tussen West-Afrika, Amerika en Europa. 
  • In West-Afrika kochten Europeanen slaven in ruil voor 
bijvoorbeeld geweren, alcohol en koperen voorwerpen. 
  • WIC verkocht de slaven in Amerika aan de eigenaren van plantages. In Suriname en op de Antillen waren veel plantages in bezit van mensen uit de Republiek. De slaven kregen niets betaald voor het zware werk op de plantages. 
  • Daarna voeren de schepen, volgeladen met rietsuiker en tabak, terug naar Europa. 

Slide 40 - Tekstslide

Handel in mensen

Verdienden geld door:
  • Handel in slaven
  • Verkoop van producten die slaven verbouwden (gratis arbeid)

Slide 41 - Tekstslide

Handel in mensen

Europeanen hadden geen moeite met slavenhandel:

  • Volgens hen behoorden Afrikanen tot een andere, minderwaardige mensensoort. Europa liep op het gebied van techniek voor op Afrika.
  • Volgens hen was de Afrikaanse cultuur minder dan hun eigen cultuur, bijvoorbeeld omdat Afrikanen niet christelijk waren.

Slide 42 - Tekstslide

Alleen Europeanen maakten de slavernij mogelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quizvraag

Europeanen hadden in de 17e eeuw geen moeite met slavenhandel. Welk antwoord hoort er niet bij?
A
Europeanen gingen graag zelf op jacht naar slaven.
B
Europeanen keken neer op de Afrikaanse cultuur.
C
Europeanen keken neer op Afrikaanse godsdiensten.
D
Ze vonden Afrikanen een minderwaardige mensensoort.

Slide 44 - Quizvraag

Aan de slag
Wat? Zie whiteboard.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Leer begrippen en jaartallen. Vraag docent. 

Slide 45 - Tekstslide