Taalvariatie en taalverandering

Taalvariatie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Taalvariatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vroegûh

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check
  • Wat is standaardtaal?
  • Wat is dialect?
  • Zijn dialecten en standaard Nederlands       volwaardig aan elkaar?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is standaardtaal?
Tekst

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Standaardtaal en dialect

Slide 8 - Tekstslide

  • Welke twee delen kun je herkennen in een goed opgebouwde alinea?
  • Wat verwacht je als vervolg op de kernzinnen hieronder?
    1. Er zijn twee manieren om je voor te bereiden op de toets.
    2. Van mij mogen al die smileys in berichten verboden worden.
   Achtergrond 
Eenvoudig uitgelegd:
Dialect is een taal op zich: met een eigen woordenschat, klanken en grammatica.                 
Een dialect kan voor vooroordelen zorgen ('dom', maar gezellig) en kan minder kansen geven bij  bijv. sollicitaties. Een dialect kan soms lastig verstaanbaar zijn voor iemand die het dialect niet spreekt of kent.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn eigenschappen van een dialect?
A
Het wordt op school geleerd.
B
De spelling en grammatica zijn niet vastgelegd.
C
De woordbetekenissen zijn vastgelegd.
D
Maakt deel uit van het culturele erfgoed van een bepaalde regio.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke Nederlandse dialecten ken je al?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Weetjes over het Twentse dialect
  • Dialect van het Nedersaksisch.
  • Ongeveer 62% van de Twentse bevolking spreekt dagelijks Twents. 
  • In de bouw, de zorg en agrarische sector is het Twents de hoofdtaal. 
  • Er is niet één 'echte Twentse taal', meer veel verschillen per regio;  bijv. deerntje, maagie, wichie -> meisje.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Taalvariatie
Standaardtaal: Een officiële taal (AN, Standaard Fries)
Een dialect
verschilt van de standaardtaal in spelling, woordenschat, zinsbouw en uitspraak.
Een regiolect wijkt af van de standaardtaal in uitspraak en (soms) in woordenschat.
(Een sociolect verschilt soms van de standaardtaal in spelling/woordenschat.)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standaardtaal 
Elk land heeft een standaardtaal. Een kenmerk is dat deze is vastgelegd in regels. Die kan je terugvinden in woordenboeken, grammatica's en boeken.
Standaardtaal wordt gebruikt in het openbare leven, zoals in de media, het onderwijs of de overheid. We noemen de standaardtaal in Nederland 'Standaardnederlands' of 'Algemeen Nederlands' . Het Fries is onze tweede standaardtaal.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standaardtaal
Algemene Nederlandse Standaardtaal (ANS)

  • Onderwijs, kranten, instanties, radio en tv.
  • De standaardtaal is altijd 'in beweging'. 
  • Wie bepaalt wat de standaardtaal is?




Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standaardtaal en dialect

Slide 17 - Tekstslide

  • Welke twee delen kun je herkennen in een goed opgebouwde alinea?
  • Wat verwacht je als vervolg op de kernzinnen hieronder?
    1. Er zijn twee manieren om je voor te bereiden op de toets.
    2. Van mij mogen al die smileys in berichten verboden worden.
Wat is het verschil tussen een accent en een dialect?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zegt jouw taalgebruik over jou?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn dialecten en Standaardnederlands volwaardig aan elkaar?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom spreken jongeren straattaal?
  • Het is een codetaal.     
  • Het zorgt voor verbondenheid, maar kan ook mensen uitsluiten.
  • Je toont bij welke groep je sociaal en geografisch hoort.
  • Leuke manier om met taal te spelen-> straattaal kent geen regels ->       heeft een hoog 'do it yourself' gehalte.
  • Boodschap hoeft niet letterlijk onder woorden                                                 gebracht te worden -> én toch is het verband/                                                       de relatie helder.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komt het dat veel jongeren naast de Nederlandse taal ook straattaal spreken?
A
Het wordt gebruikt in songteksten.
B
Jongeren willen graag bij een bepaalde groep horen.
C
Jongeren die straattaal spreken zijn vaak tweetalig opgevoed en leren dit thuis.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

woorden die alleen
jongeren gebruiken?

Slide 24 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Testje moedertaalspreker
Laat iemand een sjibbolet uitspreken

zoals
Scheveningse scheepsbeschuit
Angstschreeuw

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke taal zijn de onderstaande leenwoorden afkomstig?
Arabisch
Duits
Frans
Engels
Latijn
matras, koffie, caravan
föhn, ober, sowieso
chauffeur, horloge, ambulance
flat, team, baby
museum, agenda,
datum

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Komen de leenwoorden uit het Engels of uit het Frans?
FRANS
ENGELS
DUITS
maillot
première
lipstick
sandwich
mayonaise
controle
schnitzel
bockbier
abseilen

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Neologismen
zelfbedachte woorden..




Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke neologisme ken jij?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies