Woordjes Kapitel 3 Lektion 1+2
Vertaal: beliebt
A
verliefd
B
beleefd
C
geliefd
D
populair
1 / 12
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Vertaal: beliebt
A
verliefd
B
beleefd
C
geliefd
D
populair
Slide 1 - Quizvraag
Vertaal: die Birne
A
de beer
B
de berk
C
de peer
D
de bril
Slide 2 - Quizvraag
Kies het juiste woord op de puntjes:
Ich bin krank. Ich bleibe heute ..............
Ich bin krank. Ich bleibe heute ..............
A
leer
B
berühmt
C
jeden Tag
D
zu Hause
Slide 3 - Quizvraag
Kies het juiste woord op de puntjes:
In ..................... gibt es viele Berge.
In ..................... gibt es viele Berge.
A
den Niederlanden
B
Österreich
C
Wien
D
Dänemark
Slide 4 - Quizvraag
Vertaal:
verwöhnen
verwöhnen
Slide 5 - Open vraag
Vertaal: die Gurke
A
de augurk
B
het geluk
C
de schurk
D
de komkommer
Slide 6 - Quizvraag
Kies het juiste woord op de puntjes:
Der Kühlschrank ist ............ Wir müssen einkaufen gehen!
Der Kühlschrank ist ............ Wir müssen einkaufen gehen!
A
wunderschön
B
beliebt
C
früher
D
leer
Slide 7 - Quizvraag
Vertaal: man
A
man
B
mens
C
men
D
mal
Slide 8 - Quizvraag
Vertaal: das Mehl
A
het maal
B
de bloem
C
het meel
D
de molen
Slide 9 - Quizvraag
Kies het juiste woord op de puntjes:
Eine ............. ist kleiner als eine Orange.
Eine ............. ist kleiner als eine Orange.
A
Gurke
B
Mandarine
C
Marmelade
D
Milch
Slide 10 - Quizvraag
Vul het juiste woord in:
Trinkst du Tee mit oder ohne _____ ?
Trinkst du Tee mit oder ohne _____ ?
A
Salz
B
Birne
C
Gurke
D
Zucker
Slide 11 - Quizvraag
Vul het juiste woord in:
Hier darf ______ nicht fotografieren.
Hier darf ______ nicht fotografieren.
A
Zu Hause
B
niemals
C
früher
D
man
