LES PORTFOLIO zakelijke correspondentie 2F KLAS B2A

Les Schrijven 3F
Oefenen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Les Schrijven 3F
Oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Examen Klas T3A/T3B
IE Schrijven: week 22 (dinsdag 28 mei 2024)
Tijd 10.45-12.45 uur


Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
  • Je weet wat het verschil is tussen formele en informele taal
  • Je kent de opbouw van een zakelijke e-mail
  • Je kunt het onderwerp van een zakelijke e-mail formuleren 

Slide 3 - Tekstslide

Geef voorbeelden van
een zakelijke brief of e-mail?


Slide 4 - Woordweb

Formele taal
Wat?  - Taal die je gebruikt in zakelijke,  serieuze situaties. 

Wanneer? - als je praat of schrijft met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die  belangrijk zijn,  in een zakelijke situatie.


Slide 5 - Tekstslide

Formele taal - hoe?
  • duidelijk
  • kort en bondig - geen overbodige informatie 
  • beleefd: respect voor de lezer, nette woorden, meestal 'u'
  • foutloos: spelling, leestekens en zinsbouw zijn correct

Slide 6 - Tekstslide

Informele taal
  • In minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. 
  • als je praat met je ouder(s) of als je een berichtje schrijft naar  een vrienden of bekenden. In persoonlijke situaties dus.
  • spreektaal mag

Het betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt. Brief aan vriendin mag met informele taal.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welk woord hoort bij 'formeel'?
A
Zakelijk
B
Persoonlijk

Slide 9 - Quizvraag

Horen de woorden/ zinnetjes in een persoonlijke of in een zakelijke brief? 
Zet ze in het juiste rijtje. De rijtjes worden even lang.
Zakelijke brief
Persoonlijke brief
Beste
Geachte
Alvast bedankt
Bij voorbaat dank
Jammer genoeg
Tot mijn spijt
Groetjes
Met vriendelijke groet
Gauw
Spoedig

Slide 10 - Sleepvraag

 Correspondentie = aan iemand iets schrijven



Kan per post:   brief, kaart 
Kan digitaal via de computer: e-mail = elektronische post
Tegenwoordig gaat veel per e-mail.


Slide 11 - Tekstslide

e-mail: digitaal verstuurd

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de juiste aanhef bij een zakelijke brief of e-mail?
A
Hoi
B
Hallo
C
Geachte
D
Geen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste groet bij een zakelijke brief of e-mail?
A
Groetjes,
B
Met vriendelijke groet,
C
Houdoe!
D
Later!

Slide 17 - Quizvraag

onderwerp van een e-mail
Schrijf boven je e-mail altijd waar het over gaat: het onderwerp.
Dat doe je met één of een paar woorden.


Slide 18 - Tekstslide

De contactpersoon van een stagebedrijf heeft je gevraagd om een motivatiemail te sturen met je cv.

Wat zet je bij 'onderwerp' boven je e-mail?

Slide 19 - Open vraag

Waar moet je aan denken voordat je gaat schrijven?
  • Bedenk waar je brief of e-mail over gaat: het onderwerp
  • Bedenk aan wie je het stuurt en waarom: welk schrijfdoel?
  • Moet je  formeel of informeel schrijven?
  • Bedenk hoe een goede e-mail of brief eruit ziet:
  1. Begin nooit met 'Ik' in de inleiding
  2. Inleiding, kern en slot
  3. Maak alinea's
  4. Blijf altijd netjes en beleefd


Slide 20 - Tekstslide

Hoe eindig je een zakelijke brief of e-mail?
A
Met vriendelijke groet,
B
Groetjes,
C
Nou, tot ziens dan maar!
D
Hoogachtend,

Slide 21 - Quizvraag

En nu: de inhoud
Wat komt er in je e-mail?
Hoe schrijf je dat netjes op?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Indeling Indeling zakelijke brief of 
e-mail: de inhoud

  • Eerste alinea = inleiding: aanleiding / onderwerp van de brief of e-mail 
  • Kern: uitwerking van het onderwerp  in één of  meer alinea's: compact en doelgericht.
  • Slot: wat verwacht je van de ontvanger van de brief of e-mail?

Slide 24 - Tekstslide

Inleiding:
Formeel beginnen. Niet met IK.
Beschrijf hier waarom je de brief of e-mail gaat schrijven ( de aanleiding)
Maak duidelijk wie je bent en waarom je  schrijft. 


Middenstuk= kern: 
Hier geef je alle informatie. Je kunt het ook opdelen in twee alinea’s! Zorg dat het overzichtelijk blijft!

Slot: Je geeft hier aan wat je wil bereiken. ( Uitnodigen?, Geld terug? Enzovoort)

Slotzin: Bedanken voor het lezen en netjes vragen om een reactie.

Slide 25 - Tekstslide

1
2
3
4
5
6
slot
inleiding
kern  
aanhef
afsluiting

Slide 26 - Sleepvraag

Opdracht Schrijven
"Je gaat een schrijfopdracht uitvoeren waarbij je een goede zakelijke mail moet opstellen. Ik zal je een hand-out geven waarop ik de opdracht heb uitgelegd"

Slide 27 - Tekstslide