In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
zakelijke correspondentie
Slide 1 - Tekstslide
Doel van de les
je weet wat het verschil is tussen formele en informele taal
je kent voorbeelden van zakelijke post
je kent de opbouw van een zakelijke e-mail
wat komt er in je e-mail?
je kunt het onderwerp van een zakelijke e-mail formuleren
Slide 2 - Tekstslide
Geef voorbeelden van een zakelijke brief of e-mail?
Slide 3 - Woordweb
Formele taal
Wat? - Taal die je gebruikt in zakelijke, serieuze situaties.
Wanneer? - als je praat of schrijft met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn, in een zakelijke situatie.
Slide 4 - Tekstslide
Formele taal - hoe?
duidelijk
kort en bondig - geen overbodige informatie
beleefd: respect voor de lezer, nette woorden, meestal 'u'
foutloos: spelling, leestekens en zinsbouw zijn correct
Slide 5 - Tekstslide
Informele taal
in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’.
als je praat met je ouder(s) of als je een berichtje schrijft naar een vrienden of bekenden. In persoonlijke situaties dus.
spreektaal mag
Het betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Welk woord hoort bij 'formeel'?
A
Zakelijk
B
Persoonlijk
Slide 8 - Quizvraag
Horen de woorden/ zinnetjes in een persoonlijke of in een zakelijke brief?
Zet ze in het juiste rijtje. De rijtjes worden even lang.
Zakelijke brief
Persoonlijke brief
Beste
Geachte
Alvast bedankt
Bij voorbaat dank
Jammer genoeg
Tot mijn spijt
Groetjes
Met vriendelijke groet
Gauw
Spoedig
Slide 9 - Sleepvraag
Correspondentie = aan iemand iets schrijven
Kan per post: brief, kaart
Kan digitaal via de computer: e-mail = elektronische post
Opbouw van de inhoud is brief en e-mail ishetzelfde, maar de manier van opschrijven (de opmaak) en het versturen is een beetje anders. Tegenwoordig gaat veel per e-mail.
Slide 10 - Tekstslide
e-mail: digitaal verstuurd
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Wat is de juiste aanhef bij een zakelijke brief of e-mail?
A
Hoi
B
Hallo
C
Geachte
D
Geen
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de juiste groet bij een zakelijke brief of e-mail?
A
Groetjes,
B
Met vriendelijke groet,
C
Houdoe!
D
Later!
Slide 16 - Quizvraag
onderwerp van een e-mail
Schrijf boven je e-mail altijd waar het over gaat: het onderwerp.
Dat doe je met één of een paar woorden.
Slide 17 - Tekstslide
Je hebt een laptop gekocht en hebt hierover een klacht. Je schrijft een e-mail waarin je de klacht uitlegt en om een oplossing vraagt. Wat zet je bij 'onderwerp' boven je e-mail?
Slide 18 - Open vraag
Je hebt op school voor een verslag informatie over verschillende sporten nodig. Je wilt informatie vragen bij een sportschool bij jou in de buurt. Wat is het onderwerp van je e-mail aan de sportschool? Onderwerp: .....................
Slide 19 - Open vraag
Waar moet je aan denken voordat je gaat schrijven?
Bedenk waar je brief of e-mail over gaat: het onderwerp
Bedenk aan wie je het stuurt en waarom: welk schrijfdoel?
Moet je formeel of informeel schrijven?
Bedenk hoe een goede e-mail of brief eruit ziet:
Begin nooit met 'Ik' in de inleiding
Inleiding, kern en slot
Maak alinea's
Blijf altijd netjes en beleefd
Slide 20 - Tekstslide
Welke aanhef is goed?
A
Hoi mevrouw,
B
Geachte A. de Groot,
C
Beste Mevrouw Bakker
D
Geachte heer Van Baalen,
Slide 21 - Quizvraag
En nu: de inhoud
Wat komt er in je e-mail?
Hoe schrijf je dat netjes op?
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Indeling zakelijke brief of
e-mail: de inhoud
Eerste alinea = inleiding: aanleiding / onderwerp van de brief of e-mail
Kern: uitwerking van het onderwerp in één of meer alinea's: compact en doelgericht.
Slot: wat verwacht je van de ontvanger van de brief of e-mail?
Slide 24 - Tekstslide
Inleiding: Formeel beginnen. Niet met IK.
Beschrijf hier waarom je de brief of e-mail gaat schrijven ( de aanleiding) Maak duidelijk wie je bent en waarom je schrijft.
Middenstuk= kern:
Hier geef je alle informatie. Je kunt het ook opdelen in twee alinea’s! Zorg dat het overzichtelijk blijft!
Slot: Je geeft hier aan wat je wil bereiken. ( Uitnodigen?, Geld terug? Enzovoort)
Slotzin: Bedanken voor het lezen en netjes vragen om een reactie.
Slide 25 - Tekstslide
1
2
3
4
slot
inleiding
kern
Slide 26 - Sleepvraag
uitleg: informatie overbrengen
Slide 27 - Tekstslide
Hoe schrijf je een alinea?
1. Schrijf de kernzin op.
2. Geef meer informatie over de kernzin.
Slide 28 - Tekstslide
Waaraan zie je dat een nieuw alinea begint?
A
Het eerste woord wordt met hoofdletters geschreven.
B
Er staat een witregel boven.
C
Het eerste woord is altijd 'u'.
D
Het eerste woord is altijd 'ik'.
Slide 29 - Quizvraag
Verschil tussen brief en e-mail
Op de volgende dia zie je dezelfde tekst in een e-mail en in een brief. Let goed op: wat is hetzelfde, wat is anders?
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Wat voor tekst moet je schrijven?
A
artikel
B
e-mail
C
brief
D
verslag
Slide 33 - Quizvraag
Is het zakelijk of persoonlijk?
A
zakelijk
B
persoonlijk
Slide 34 - Quizvraag
Even oefenen: In de e-mail: leg je uit waarom je de e-mail stuurt;
Schrijf de inleidende zin voor je e-mail, waarin je uitlegt waarom je de mail stuurt.
Slide 35 - Open vraag
noteer in steekwoorden wat in je e-mail komt
Slide 36 - Woordweb
Hoe eindig je een zakelijke brief of e-mail?
A
Met vriendelijke groet,
B
Groetjes,
C
Nou, tot ziens dan maar!
D
Hoogachtend,
Slide 37 - Quizvraag
Welke uitspraak past het beste bij jou?
Ik kan zelf aan de slag met het maken van de e-mail