3H Woche 10 - Stunde 1

3H Hausaufgaben 
- Kapitel 5.1
macht: Aufgaben nach,zu,in,an und vor,für
Versterk jezelf Aufgaben over voorzetsels met 3e en 4e naamval en keuzevoorzetsels
lernt: Idiom und Redemittel Kapitel 3

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3H Hausaufgaben 
- Kapitel 5.1
macht: Aufgaben nach,zu,in,an und vor,für
Versterk jezelf Aufgaben over voorzetsels met 3e en 4e naamval en keuzevoorzetsels
lernt: Idiom und Redemittel Kapitel 3

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Welke vertalingen ken je van het voorzetsel 'naar'
A
in,an,nach
B
in,nach
C
in,an,zu
D
in,an,nach,zu

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is juist:
A. Das Auto steht für die Garage.
B. Das Auto steht vor der Garage.
A
A
B
B
C
geen van beide
D
beide

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is juist:
A. Ich gehe zu Hause.
B. Ich gehe nach Hause.
A
A
B
B
C
geen van beide
D
beide

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is juist:
A. Wir fahren in die Niederlanden.
B. Wir fahren nach den Niederlanden.
A
A
B
B
C
geen van beide
D
beide

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is juist:
A. Wir sitzen auf der Schule.
B. Wir gehen nach Schule.
A
A
B
B
C
geen van beide
D
beide

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin is juist:
A. Wir sitzen auf der Schule.
B. Wir gehen nach Schule.
A
A
B
B
C
geen van beide
D
beide

Slide 13 - Quizvraag

Übersetze
anziehen
A
aantrekken
B
aanbevelen

Slide 14 - Quizvraag

Übersetze
immer
A
bijna
B
altijd

Slide 15 - Quizvraag

Übersetze
kapieren
A
begrijpen
B
sturen

Slide 16 - Quizvraag

Übersetze
die Erlaubnis
A
de toestemming
B
de traditie

Slide 17 - Quizvraag

Übersetze
het hoofd
A
das Gesicht
B
der Kopf

Slide 18 - Quizvraag

Übersetze
de koorts
A
die Grippe
B
das Fieber

Slide 19 - Quizvraag

Übersetze
Ik ben misselijk.
A
Mir ist schlecht.
B
Mir ist schwindlig.
C
Mir ist übel.

Slide 20 - Quizvraag

Übersetze
Veel plezier!
A
Viel Spaß.
B
Viel Erfolg.
C
Viel Glück.
D
Bis bald.

Slide 21 - Quizvraag

Übersetze.
oudejaarsdag
A
das Weihnachten
B
der Silvester
C
der Neujahrstag

Slide 22 - Quizvraag

Übersetze.
Het Karaoke was echt grappig.
A
Das Karaoke war echt Spaß.
B
Das Karaoke war echt Glück.
C
Das Karaoke war echt lustig.

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide