In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Programma
Prangende vragen
Herhaling Hoofdstuk 3
Herhaling Hoofdstuk 4
Slide 1 - Tekstslide
Hoofdstuk 3 - ondernemen
Maak een mindmap van hoofdstuk 3.
Je kunt denken aan: Oprichting, Rechtsvormen -> Kenmerken
Slide 2 - Tekstslide
Wat betekent de afkorting KvK?
A
Kamer van Kooplieden
B
Kamer van Kopers
C
Kamer van Koopwaar
D
Kamer van Koophandel
Slide 3 - Quizvraag
Noem 3 redenen waarom een iemand voor zichzelf gaat beginnen.
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Video
De heren De Kort en De Lang zijn samen eigenaar van een kapperszaak met rechtsvorm vof. In 2018 was firmant De Kort fulltime als kapper in de zaak werkzaam. Firmant De Lang deed uitsluitend administratie en had daaraan een halve weektaak. In hetzelfde jaar werkten in de zaak tien kappers in loondienst, van wie er vier een volledige en zes een halve baan hadden. Hoe is de aansprakelijkheid van De Kort en De Lang voor de schuld van de firma geregeld?
A
De Kort en De Lang zijn niet met hun privévermogen voor de schuld aansprakelijk
B
De Kort en De Lang zijn met hun privévermogen ieder voor de hele schuld aansprakelijk
C
De Kort en De Lang zijn met hun privévermogen ieder voor de helft van de schuld aansprakelijk
Slide 6 - Quizvraag
Schrijf 2 verschillen op tussen een stichting en vereniging
Slide 7 - Open vraag
Een organisatie die geen winst maakt is...
A
niet-commercieel
B
commercieel
Slide 8 - Quizvraag
Een stichting heeft leden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Wat is onjuist over een stichting?
A
Een stichting krijgt meestal donaties of subsidies.
B
Bestuurders van een stichting mogen niet zelf aan de stichting verdienen.
C
Voor het uitvoeren van taken voor een stichting kan een stichting wel mensen in dienst nemen.