Homofoon homoniem/ Voltooid deelwoord

Planning
  1. Korte herhaling
  2. Uitleg voltooid deelwoord
  3. Aan de slag 
  4. Wat heb je geleerd?
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Planning
  1. Korte herhaling
  2. Uitleg voltooid deelwoord
  3. Aan de slag 
  4. Wat heb je geleerd?

Slide 1 - Tekstslide

homoniemen

Slide 2 - Tekstslide

Homoniem
Het was zijn doel om de bal in het doel te schieten.

Waarom is dit een homoniem?

Slide 3 - Tekstslide

Homoniemen
Homoniemen zijn woorden met meerdere betekenissen
voorbeeld: kussen 

Slide 4 - Tekstslide

homofoon
Homofonen klinken hetzelfde, maar je schrijft ze anders. Homofonen hebben verschillende betekenissen.
wei - wij
ijs - eis

Slide 5 - Tekstslide

Homofoon
krab                                           krap
       

Slide 6 - Tekstslide

Homofoon of homoniem?
kussen
A
homofoon
B
homoniem

Slide 7 - Quizvraag

Homofoon of homoniem?

A
homofoon
B
homoniem

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een homoniem?
A
Een woord met meerdere betekenissen
B
Meerdere woorden voor één betekenis
C
Een woord met één betekenis

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Een voorbeeld: beloven
  1. Beloven => belov (hele ww zonder -en)
  2. belov = Niet in sexyfokschaap => +d(en).
  3. Stam aanpassen: belov => beloof 
  4. toepassing sexyfokschaapregel: Ik heb beloofd

Slide 14 - Tekstslide

't Sexyfokschaap

                    Ja                                                                  Nee
                   + te (n)                                                         + de (n)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Nu jij!

Slide 18 - Tekstslide

Ik heb altijd al met veel plezier in Eindhoven... (wonen) .

A
gewond
B
gewoont
C
gewonen
D
gewoond

Slide 19 - Quizvraag

De hond heeft na zijn operatie nog maar enkele uren...(leven) .

A
beleefd
B
geleefd
C
geleven
D
geleeft

Slide 20 - Quizvraag

Jan had al zijn huiswerk...(maken) .

A
gemaakt
B
gemaakd
C
gemakt
D
gemakd

Slide 21 - Quizvraag

Bij de herkansing had Laila haar cijfer zelfs... (verdubbelen) .

A
verdubelt
B
verdubbeld
C
verdubbelt
D
verdubbelde

Slide 22 - Quizvraag

rennen - ik heb ...
A
gerend
B
gerent

Slide 23 - Quizvraag

gillen - ik heb...
A
gegilt
B
gegild

Slide 24 - Quizvraag

praten - ik heb...
A
gepraat
B
gepraad

Slide 25 - Quizvraag

computeren - ik heb...
A
gecomputerd
B
gecomputert
C
computerd
D
computert

Slide 26 - Quizvraag

Noteer het vd van de volgende woorden:
belonen - kuchen - raken

Slide 27 - Open vraag

Spel het ww in de volgende zin correct:
Mijn huis wordt in de vakantie ________
(verhuren) aan Mees.

Slide 28 - Open vraag

Oefenblad
Kies zelf  minimaal 10 zinnen en vul de juiste vorm in. 
Lever hem uiterlijk volgende week donderdag bij mij in.

Slide 29 - Tekstslide

Wil je extra uitleg?
Schrijf je in bij een WS en dan help ik je.

Slide 30 - Tekstslide

Planning
  1. Trede 16 (verwerking boek) inleveren!
  2. Trede 17 taken in de Portal: week 13 af
  3. Trede 18 (verwerking) boek: week 16 af
  4. Trede 19 Portal
  5. Trede 20 taken + leesvaardigheidstoets

Slide 31 - Tekstslide