§6.2 pruiken en problemen in de 18e eeuw

1700-1800

tijdvak 7:

Tijd van pruiken en revoluties
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

1700-1800

tijdvak 7:

Tijd van pruiken en revoluties

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten:
  • Door rationeel optimisme en verlicht denken gaan mensen anders denken over bv godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
  • het oude regime (ancien régime)  blijft bestaan maar het  verlicht absolutisme komt ook op
  • democratische revoluties in westerse landen leidden tot discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap

Slide 2 - Tekstslide



pruiken en problemen in de 18e eeuw



bestuur en standenmaatschappij in Frankrijk

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom het bestuur van Lodewijk XVI in de problemen komt.
  • Je kunt uitleggen waarom de bourgeoisie ontevreden is over de standenmaatschappij.

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
  • het streven van koningen (vorsten) naar absolute macht

  • het oude regime (ancien régime) blijft bestaan maar het verlicht absolutisme komt ook op

Slide 5 - Tekstslide

De Franse koning was een absoluut vorst. Leg uit wat dat inhoudt

Slide 6 - Open vraag


L'État, c'est Moi

  • De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme

  • Lodewijk XIV was een Franse koning met absolute macht. 
  • Deze macht is door god gegeven: droit divin (goddelijk recht)

  • Zo hoeft dus ook niemand aan de koning te twijfelen...

Slide 7 - Tekstslide


Problemen voor de koning


Net als Lodewijk XIV zijn ook zijn opvolgers Lodewijk XV en XVI  absoluut vorsten. Ze hebben weliswaar alle macht, maar kampen met een groot aantal problemen:
  1. een lege staatskas en groeiende staatsschuld
  2. een slecht functionerend bestuur en leger
  3. een oneerlijke standenmaatschappij

Slide 8 - Tekstslide

Een lege schatkist
  • Lodewijk XVI  voerde talloze oorlogen
  • Paleis Versailles met het bijbehorende hofleven kostte veel geld
  • Alleen de 3e stand betaalde belasting; de bovenste lagen van de Franse samenleving weigeren om belasting te betalen

Paleis Versailles bestond naast de koninklijke vertrekken ook uit woningen voor adel en personeel (226 in totaal). De op Versailles wonende adel moest wel bezig gehouden worden met bijvoorbeeld jachtpartijen en hoffeesten

Slide 9 - Tekstslide

Slecht bestuur en leger
  • Lodewijk XV en XVI waren vooral bezig met hun eigen leven en niet met het besturen van Frankrijk, ze namen daardoor slechte beslissingen
  • De adel en geestelijkheid had veel macht en luisterde niet naar de koning
  • Ambtenaren werden niet aangenomen omdat ze een goede opleiding hadden, maar omdat ze de juiste familie hadden
  • Er werd niet geïnvesteerd in het leger

Slide 10 - Tekstslide

Waarom waren er zo weinig belasting opbrengsten?

Slide 11 - Open vraag

Waarom investeerde de Franse koning niet in goede opleidingen voor zijn ambtenaren?

Slide 12 - Open vraag

Een oneerlijke standenmaatschappij

  • Sinds de middeleeuwen was de Franse samenleving verdeeld in 3 standen: 'bidders, strijders en werkers' (geestelijken, adel, boeren/burgers) De derde stand werd op veel terreinen achtergesteld

  • Over deze verdeling kon niet worden getwijfeld: God had dit zo bepaald.

Slide 13 - Tekstslide

Standenmaatschappij
boeren & burgers
adel
geestelijken

Slide 14 - Sleepvraag


Hiernaast is de Standenmaatschappij in Frankrijk uitgebeeld in een spotprent. 
Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Twee uitspraken:
Uitspraak 1: Je ziet drie mannen, de onderste man komt uit de 1e stand.
Uitspraak 2: De maker van de spotprent is tegenstander van de Standenmaatschappij.

A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.
Leg uit welk kenmerkend aspecte past bij deze afbeelding.

Slide 16 - Open vraag

Verder met deze stof
lees Tijd voor Geschiedenis, § 6.2 Koningen in de knel
maak opdracht 1, 2 en 5

Slide 17 - Tekstslide

De 1e stand
  • De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten, ze betaalden bijvoorbeeld geen belasting).

  • De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters

Slide 18 - Tekstslide

De 2e stand

  • De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten zoals het betalen van belasting).
  • De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.



Slide 19 - Tekstslide

De 3e stand
  • De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie. Dit waren de rijke burgers.  
  • De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen. De boeren moesten ook herendiensten verrichten



herendiensten hoorden bij het hofstelsel uit de middeleeuwen. Boeren woonden op de de grond van een heer, ze waren gebonden aan deze grond en mochten deze nooit verlaten. Daarnaast moesten ze herendiensten (onbetaalde klusjes) doen voor de heer. In ruil voor dit alles beschermde de heer de boeren

Slide 20 - Tekstslide

Onvrede bij de 3e stand
In de loop van de 18e eeuw komt er steeds meer verzet bij de 3e stand tegen het Ancien Régime. 
De boeren moeten veel belasting betalen, ook als de oogsten tegenvallen.
Burgers in de steden zijn ook ontevreden en met name de bourgeoisie komt in opstand. Want hoewel ze rijk zijn en belangrijk voor de economie, hebben ze geen enkele inspraak in het bestuur. Dat terwijl ze veel belasting betaalden. 
Ancien régime betekent letterlijk het oude bestuur, dit is de manier waarop de samenleving rond 1800 was ingericht in de meeste Europese landen: een machtige koning met daaronder 3 standen. Waarbij de 3e stand, het gewone volk, eigenlijk niets te vertellen heeft. 

Slide 21 - Tekstslide

1e Stand
2e Stand
3e Stand
geestelijken
adel
boeren en burgers
Betaalt belasting 
grootgrondbezitters
woont een groot deel van het jaar op paleis Versailles

Slide 22 - Sleepvraag

Een nieuwe samenleving
In de 18e eeuw gaan de leden van de 3e stand nadenken over een samenleving die op een andere, betere manier wordt bestuurd. Dit gebeurde in koffiehuizen en salons 
Een salon werd georganiseerd door rijke burgers in hun eigen huis. Ze nodigden belangrijke geleerden en kunstenaars uit om gezamenlijk te overleggen over een betere samenleving.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Bekijk de afbeelding. Er zijn 3 standen afgebeeld. Wie is wie en hoe zie je dat? Voor welke stand komt de maker van de prent op?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Verder met deze stof
Lees Tijd voor Geschiedenis, paragraaf § 6.2 helemaal en 
maak opdracht 7 en 8 (hele belangrijke opdracht!)
Klaar? Lever je antwoorden in!

Slide 28 - Tekstslide