1.1 _ Waar heb jij behoefte aan?

H1: Geld moet rollen

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H1: Geld moet rollen

Slide 1 - Tekstslide

H 1.1: Waar heb jij behoefte aan?


Programma:

  • Lesdoelen par. 1.1
  • Uitleg en instructie
  • Filmpje: schaarste (2018)
  • Maken en bespreken opdrachten
  • Huiswerk volgende les
  • Reflectie

Slide 2 - Tekstslide

Par. 1.1: Waar heb jij behoefte aan
Lesdoelen:
  • Je weet wat er wordt bedoeld met behoeften in de economie en je kunt benoemen welke soorten behoeften er bestaan.
  • Je kunt uitleggen wat schaars betekent in de economie.
  • Je weet wat het verschil is tussen goederen en  diensten.
  • Je kunt uitleggen wat alternatief aanwendbaarheid inhoudt. 

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg en instructie...

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Schaarste
Om in je behoeften te voorzien heb je middelen nodig zoals tijd en geld. Deze middelen zijn beperkt, dat noem je schaarste.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

1

Slide 12 - Video

Zijn er vragen

Slide 13 - Tekstslide

Maken opdrachten 
Je hebt 15 minuten de tijd voor het maken van 
opgave 1 t/m 7 van paragraaf 1.1 

Klaar? 
Maak van de plusopdrachten  1+2+3

timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Bespreken opgave 1 t/m 7

Slide 15 - Tekstslide

Reflectie: Zijn de lesdoelen behaald?
  • Je weet wat er wordt bedoeld met behoeften in de economie en je kunt benoemen welke soorten behoeften er bestaan.
  • Je kunt uitleggen wat schaars betekent in de economie.
  • Je weet wat het verschil is tussen goederen en diensten.
  • Je kunt uitleggen wat alternatief aanwendbaarheid inhoudt. 

Slide 16 - Tekstslide

Schaarste betekent in de economie ...
A
dat er weinig van is.
B
dat mensen secundaire behoeften hebben.
C
dat je middelen te beperkt zijn om in al je behoeften te voorzien.
D
dat mensen zich door reclame laten beïnvloeden.

Slide 17 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Drinkwater is een vrij goed.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Is schaarste hetzelfde als zeldzaam?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 19 - Quizvraag

Is er bij het bouwen en online zetten van een website sprake van schaarste?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Is de kleding van Burberry schaars?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

De belangrijkste middelen binnen de economie zijn..
A
Tijd en geld
B
Tijd en arbeid
C
Arbeid en geld
D
Arbeid en vrije goederen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is consumeren?
A
Een zonnebril kopen en daarna op marktplaats zetten.
B
Een nieuwe Iphone kopen
C
Een verzekering afsluiten.
D
Een sprookje vertellen.

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent alternatief aanwendbaar?
A
dat het op kan gaan
B
dat je er niets voor hoeft te doen
C
dat je het op verschillende manieren kunt gebruiken
D
dat je ervoor moet werken om het te krijgen

Slide 24 - Quizvraag

Stelling I: Een goed is alternatief aanwendbaar als je het voor verschillende prijzen kunt kopen.
Stelling II: Bij zelfvoorziening maak je zelf het goed dat je nodig hebt.
A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 25 - Quizvraag

Huiswerk volgende les
Pak je agenda!
Leren paragraaf 1.1
Maken opgave 4 t/m 7, 9, 112 13

Slide 26 - Tekstslide

In de zomer van 2018 regende het te weinig. De droogte in ons land had invloed op de economie.

Slide 27 - Tekstslide