Oefentoets natuurrampen 1HA

Oefentoets
Natuurrampen
hoofdstuk 4
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefentoets
Natuurrampen
hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

magmakamer
as en stenen
krater
lava

Slide 2 - Sleepvraag


Wat wordt aangegeven met pijl nummer 3?
A
aardkern
B
aardmantel
C
aardkorst

Slide 3 - Quizvraag


Welk materiaal zit in de laag bij pijl nummer 2?
A
lava
B
steen
C
magma
D
as

Slide 4 - Quizvraag

Welk begrip wordt uitgelegd?
'Dit is de plek recht boven de beving waar de trillingen het sterkst zijn'.

Slide 5 - Open vraag

Wanneer een orkaan aan land komt is te voorspellen.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de oorzaak voor het verschuiven van aardplaten?
A
draaiing van de aarde om haar as
B
beweging van magma
C
beweging van lava
D
draaiing van de aarde om de zon

Slide 7 - Quizvraag

De kracht van een aardbeving geef je aan op de Schaal van ...........

Slide 8 - Open vraag

Hoe noem je het deel van de orkaan bij de rode pijl?

Slide 9 - Open vraag

Tsunami: sleep de juiste omschrijvingen in de afbeelding
ondiepe kust: afnemende snelheid, hogere golf
onderzeese aardbeving (zeebeving)
golven, zeer hoge snelheid. Tot 800 km/uur

Slide 10 - Sleepvraag

Wat is geen gevolg van een orkaan?
A
lavastromen
B
regen
C
wind
D
vloedgolven

Slide 11 - Quizvraag

Een aardbeving is een trilling van de mantel.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Bij een natuurramp in arme landen is de economische schade vaak groter / kleiner dan in rijke landen.
A
groter
B
kleiner

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'tsunami'?

Slide 14 - Open vraag

Welke temperatuur moet zeewater minstens hebben voor het ontstaan van een orkaan? (vul alleen een getal in!)

Slide 15 - Open vraag

Welk woord past er niet bij?
A
stijgende lucht
B
verdamping
C
draaiende wind
D
koude zee

Slide 16 - Quizvraag

Wat gebeurt er wanneer een orkaan aan land komt?
A
de orkaan neemt in kracht toe
B
de orkaan verdwijnt direct
C
de orkaan zwakt af
D
de orkaan keert weer om richting zee

Slide 17 - Quizvraag

In welk gebied komen veel orkanen voor?
A
hoge breedte
B
lage breedte

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord past niet in het rijtje?
A
tsunami
B
verdamping
C
zeebeving
D
vloedgolf

Slide 19 - Quizvraag

In 2011 werd Sendai getroffen door een ................ Dit 

zorgde uiteindelijk voor een grote ............... Om mensen 

in veiligheid te brengen, werden zoveel mogelijk 

mensen ................. Om rampen te voorkomen worden 

maatregelen opgeschreven in een ......... 
Aardbeving
Tsunami
Geëvacueerd
Rampenplan

Slide 20 - Sleepvraag


Wat ontstaat hier?
A
aardbeving
B
tsunami
C
midoceanische rug
D
orkaan

Slide 21 - Quizvraag

Een orkaan duurt...
A
...een paar dagen
B
...een paar minuten

Slide 22 - Quizvraag


Op welke plaat ligt Nederland?
A
Afrikaanse plaat
B
Filipijnse plaat
C
Euraziatische plaat
D
Amerikaanse plaat

Slide 23 - Quizvraag

Een vulkaan heeft alleen maar negatieve gevolgen.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag

Een orkaan ontstaat boven land.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Bij een vulkaanuitbarsting vallen meestal minder doden dan bij een aardbeving
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor 'vulkaanuitbarsting'?

Slide 27 - Open vraag

Sleep de benamingen naar het juiste vak
orkaan
cycloon
tyfoon

Slide 28 - Sleepvraag


Hoe noem je deze opbouw van een vulkaan, ontstaan door lagen lava en as?
A
krater
B
berg
C
midoceanische rug
D
vulkaankegel

Slide 29 - Quizvraag

Welk woord past niet in het rijtje?
A
zeebeving
B
tsunami
C
grondeffect
D
storm

Slide 30 - Quizvraag

Zet de volgende zinnen in de goede volgorde.
1

2

3

4
Doordat de aarde draait, begint ook de vochtige lucht te draaien.
Orkanen ontstaan rond de evenaar. Het zeewater moet minstens 26°C zijn.
Water verdampt. De lucht boven is koud. Waterdamp condenseert, er ontstaan zware buien.
Zolang de orkaan boven zee is blijft deze groeien. Eenmaal aan land neemt de kracht af.

Slide 31 - Sleepvraag

Noordoosten
Sleep de windrichtingen naar de juiste plaats bij de windroos.
Zuidoosten
Zuidwesten
Noordwesten

Slide 32 - Sleepvraag

Stel je gaat fietsen:
is de relatieve afstand het kleinst op een zandpad op de heide of een geasfalteerd fietspad in het bos?
A
zandpad heide
B
fietspad bos

Slide 33 - Quizvraag