Week 3: Mijn plek/mijn huis

Huis of thuis?
Huis of thuis?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Huis of thuis?
Huis of thuis?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Ik weet wat levensbehoeften zijn en waarom een dak boven je hoofd daarbij hoort.
  2. Ik weet wat het veschil is tussen 'huis' en 'thuis'.
  3. Ik kan kort aangeven wat het woord thuis voor MIJ betekent.
  4. Ik kan vertellen op welke plek ik mij thuis voel en waarom dat zo is.

Slide 2 - Tekstslide

Thuis zijn 
  • Dak boven je hoofd
  • Een eigen plek
  • Gevoel dat bij thuis hoort
  • Thuisgevoel

Slide 3 - Tekstslide

thuis is......

Slide 4 - Woordweb

huis is.....

Slide 5 - Woordweb

Wat vind jij van het huis waarin je nu woont?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Alles waarvoor in het huishouden gezorgd moet worden noemen we..?
A
Huistaken
B
huiswerk
C
zorgtaken
D
schoonmaak taken

Slide 9 - Quizvraag

De zorgtaken worden nu steeds meer verdeeld tussen man en vrouw. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Noem een nadeel van het gebruik van apparaten in je huis.
A
kost minder tijd
B
kost meer tijd
C
kost minder werk
D
kost meer energie

Slide 11 - Quizvraag

Waar dienen veiligheidsregels op apparaten voor?
A
Beschermen tegen ongelukken
B
Beschermen tegen diefstal
C
Zodat er meer ongelukken komen
D
Beschermen tegen oververhitting

Slide 12 - Quizvraag

Juist of onjuist: elektriciteit mag alleen aangelegd worden door een erkend vakman.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Juist of onjuist: verfresten mag je door de gootsteen spoelen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Een kapotte spaarlamp hoort in de volgende afvalbak:
A
GFT bak
B
Grofvuil bak
C
Klein chemisch afvalbak

Slide 15 - Quizvraag

Juist of onjuist: batterijen mag je in de vuilnisbak gooien
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent het volgende symbool?
A
Wassen boven de 40 graden
B
Wassen onder de 40 graden
C
Wassen op 40 graden
D
Max 40 minuten wassen

Slide 17 - Quizvraag

Juist of onjuist: drogen in de droogtrommel is goed voor het milieu?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent het volgende symbool?
A
Irriterend
B
Giftig
C
Ontvlambaar

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn inkomsten?
A
Geld dat je uitgeeft
B
Geld dat je verliest
C
Geld dat binnenkomt
D
Geld dat je wint

Slide 20 - Quizvraag

De meeste mensen hebben een hypotheek nodig bij het kopen van een huis.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Huis is een gevoel en thuis is een gebouw.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Je niet fijn voelen thuis kan te maken hebben met:
A
Gezelligheid
B
Fijne sfeer
C
Prettige omgeving
D
Alcohol misbruik en mishandeling

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht: Jouw droomhuis
Teken of zoek op het internet naar een droomhuis waarin jij het liefste zou willen wonen. 
Laat ook de volgende punten zien:
1. Hoe ziet jouw favoriete kamer er uit?
2. Welke spullen heb je nodig om je thuis te voelen?
3. Welke mensen moeten in jouw huis zijn om je thuis te voelen?
4. Welke normen en waarden ( regels) zijn belangrijk?

Slide 24 - Tekstslide