Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken
Je kunt de invloed van verdovende, stimulerende en bewustzijnsveranderende middelen op het zenuwstelsel beschrijven en de risico’s van het gebruik van verslavende middelen noemen
Slide 10 - Tekstslide
Hersenen
Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
Slide 11 - Tekstslide
Hersenstam
Verlengde van het ruggenmerg
Impulsen van het ruggenmerg naar de grote en kleine hersenen (en omgekeerd).
Van zenuwen in hoofd en hals naar grote en kleine hersenen (en omgekeerd).
Stuurt belangrijke levensfuncties aan: hartslag, ademhaling, bloeddruk en temperatuur.
Slide 12 - Tekstslide
Grote en kleine hersenen
Twee helften: linker en rechterhelft. Geplooid.
Schors: cellichamen van schakelcellen. Grijze stof.
Merg: uitlopers van schakelcellen. Witte stof.
Slide 13 - Tekstslide
Grote hersenen
Verwerkt impulsen van zintuigen
Na verwerking ben je pas bewust van de prikkel
De plaats bepaalt de waarneming
Hersencentra: de cellichamen van de schakelcellen in groepen bij elkaar.
Slide 14 - Tekstslide
Grote hersenen
Gevoelscentra verwerkt impulsen afkomstig van gevoelszenuwen.
Bewegingscentrasturen spieren of klieren aan.
Verder zorgen hersenen voor logisch redeneren, planning, geheugen , emotie.
Kunnen ook zintuig waarneming vervormen (xtc, hasj, wiet).
Alcohol verdooft het zenuwstelsel
Slide 19 - Tekstslide
Verslaving
Afhankelijkheid aan een middel
Lichamelijke afhankelijkheid: je krijgt ontwenningsverschijnselen als je ermee stopt. Je lichaam protesteert.
Geestelijke afhankelijkheid: je hebt het gevoel dat je niet zonder kunt. Je wordt down of onrustig.
Slide 20 - Tekstslide
Aan het werk. Maak je samenvatting.
Slide 21 - Tekstslide
Nog zin in een quizje?
Slide 22 - Tekstslide
De hersenstam stuurt belangrijke levensfuncties aan
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quizvraag
In de grote hersenen
A
Worden prikkels vanaf je zintuigen verwerkt
B
Worden impulsen vanaf je zintuigen verwerkt
C
Worden bewegingen op elkaar afgestemd
D
Zetten prikkels om in impulsen
Slide 24 - Quizvraag
De kleine hersenen
A
Zorgen er voor dat je kunt zien
B
Zorgen voor een juiste hartslag en bloeddruk
C
Zorgen voor een juiste coördinatie
D
Zorgen voor de juiste emoties
Slide 25 - Quizvraag
Schuif de woorden naar de juiste plek
Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
Ruggenmerg
Slide 26 - Sleepvraag
Gevoelszenuwcel
Bewegingszenuwcel
Schakelcel
Slide 27 - Sleepvraag
Gehoorzintuigcellen vangen geluiden op en zetten ze om in impulsen die naar de hersenen worden geleid. Waar in de hersenen worden deze impulsen verwerkt tot een bewuste waarneming van geluid?
A
In de grote hersenen
B
In de hersenstam
C
In de kleine hersenen
Slide 28 - Quizvraag
Welke functies heeft de hersenstam niet?
A
Aansturen van hartslag, ademhaling bloeddruk en temperatuur.
B
Bewegingen coördineren.
C
Impulsen geleiden van ruggenmerg naar grote en kleine hersenen.
D
Impulsen geleiden van zenuwen in het hoofd naar grote en kleine hersenen.
Slide 29 - Quizvraag
Schakelcel
Cellichaam
Uitloper
Slide 30 - Sleepvraag
Alcohol heeft invloed op:
A
alleen de grote hersenen
B
alleen de kleine hersenen
C
zowel de grote hersenen als de kleine hersenen
D
niet op de grote hersenen en ook niet op de kleine hersenen
Slide 31 - Quizvraag
Welk deel van de hersenen zorgt voor het coördineren van bewegingen?