Much/many, less/few

 much/many, (a) little/(a) few
19-02-2025
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

 much/many, (a) little/(a) few
19-02-2025

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we al over much/many en (a) few/(a) little?

Slide 2 - Open vraag

Lesdoel:


- aan het einde van de les kan je het verschil tussen much/many en less/fewer/a little uitleggen in eigen woorden.

Slide 3 - Tekstslide

wat zijn telbare en niet-telbare woorden?
Telbaar
niet-telbaar
telbare woorden kan je in een meervoudsvorm zetten: 1 dog              





niet-telbare woorden staan altijd in een enkelvoudige vorm: music, rice, money             
2 dogs

Slide 4 - Tekstslide

Much = veel

gebruik je voor niet telbare dingen
zoals: water, geluid, pijn


"How much sugar do you want in your tea?"
"She doesn't drink much water."
"I don't have much money."
Many = veel 

gebruik je voor telbare dingen
zoals: mensen en bloemen


"How many sugar cubes do you want in your tea?"
"She drinks many bottles of water"
"I don't have many coins."
in veel gevallen kan je much en many vervangen met "a lot of" maar let op, in de toets gebruik je alleen much en many

Slide 5 - Tekstslide

gebruiken we bij deze zinnen much of many?
1. "I have much/many costumes for carnaval."
2. "We don't have much/many time."
3. "There aren't much/many people at the party."
4. "She has much/many pets."
5. "There isn't much/many milk left in the fridge."
6. "I don't drink much/many coffee."


Slide 6 - Tekstslide

check your answers
1. "I have many costumes for carnaval."
2. "We don't have much time."
3. "There aren't many people at the party."
4. "She has many pets."
5. "There isn't much milk left in the fridge."
6. "I don't drink much coffee."


Slide 7 - Tekstslide

a little = een beetje.
little = weinig/bijna geen.
gebruik je net zoals much voor 
niet telbare dingen



"I have little time to study."
"She drinks little water."
"I only have a little money in my wallet."
a few = een paar/enkele .
few = weinig/bijna geen.
gebruik je net zoals many voor telbare dingen



"I have a few days to study."
"She drinks few bottles of water."
"I only have  few coins in my wallet."

Slide 8 - Tekstslide

gebruiken we bij deze zinnen (a) little of (a) few?
1. "I have (a) few/ (a) little questions about the homework. "
2. "We planted (a) few/(a) little flowers in the garden."
3. "Could you speak (a) few/(a) little more slowly?."
4. "(A) Few/(a) little people can afford such an expensive car."
5. "She spends (a) few/(a) little time watching tv."
6. "We still have (a) few/(a) little time left."


Slide 9 - Tekstslide

gebruiken we bij deze zinnen (a) little of (a) few?
1. "I have a few questions about the homework. "
2. "We planted few flowers in the garden."
3. "Could you speak a little more slowly?."
4. "Few people can afford such an expensive car."
5. "She spends little time watching tv."
6. "We still have a little time left."


Slide 10 - Tekstslide

Kahoot time!

Slide 11 - Tekstslide

Ik snap het:
A
best goed
B
een beetje
C
helemaal niet

Slide 12 - Quizvraag