M3 28/03

Cours de Français 
Thème: Du Paris au Maroc

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Cours de Français 
Thème: Du Paris au Maroc

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Herhaling lesstof vorige week (Grammaire)
  • Phrases-Clés (Bron D + I)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat Vouloir + Pouvoir betekenen en hoe je deze vervoegt.
  • Ik weet wat de conditionnel is en hoe je deze gebruikt.

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog over de werkwoorden 'Vouloir + Pouvoir?

Slide 4 - Woordweb

Passe Composé:  Pu/ Voulu

Slide 5 - Tekstslide

je ___ (vouloir)
A
veut
B
veux
C
veulent
D
voulez

Slide 6 - Quizvraag

j'ai .............(vouloir)
A
voulu
B
vouloir
C
veux
D
voulur

Slide 7 - Quizvraag

elles ___ (vouloir)
A
veux
B
veut
C
voulez
D
veulent

Slide 8 - Quizvraag

nous ___ (vouloir)
A
veux
B
voulons
C
voulez
D
veulent

Slide 9 - Quizvraag

je (pouvoir)
A
peut
B
peux
C
peuvent
D
pouvez

Slide 10 - Quizvraag

Zij kunnen
pouvoir
A
ils peuvent
B
il peut
C
ils pouvaient
D
ils pourraient

Slide 11 - Quizvraag

zij kunnen (pouvoir)
A
elles pouvent
B
elles ont pu
C
elles pouvaient
D
elles peuvent

Slide 12 - Quizvraag

Sleep de juiste vorm van het werkwoord pouvoir naar de onderwerpen
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
peux
peux
peut
pouvons
pouvez
peuvent

Slide 13 - Sleepvraag

Ik weet wat vouloir + pouvoir betekenen en weet hoe ik deze moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Wat is de Conditionnel en hoe word het gebruikt.

Slide 15 - Open vraag

Conditionnel
Conditionnel - condition = voorwaarde
Het is niet echt gebeurd, maar het zou kunnen gebeuren.
Beleefdheid: Je voudrais une tasse de thé.
Voorwaarde: Si (als) j'habitais en France, j'irais à Paris.
Veronderstelling: Il viendrait un jour, non?

Slide 16 - Tekstslide

Le conditionnel

Slide 17 - Tekstslide

Conditionnel: il... marcher
A
marcherait
B
marchait
C
marchais

Slide 18 - Quizvraag

conditionnel: elle (vouloir)
A
voudraient
B
voudrait
C
voudrais
D
voulaient

Slide 19 - Quizvraag

Conditionnel: Elle ... (sentir)
A
elle sentira
B
elle sentait
C
elle sentirait
D
elle a senti

Slide 20 - Quizvraag

wat zijn de uitgangen van de conditionnel
A
ais/ais/ait/ ions/iez/aient
B
ai/as/a/ons/ez/ont
C
ai/as/a/ons/ez/ent

Slide 21 - Quizvraag

Conditionnel: Tu ... (écouter)
A
tu écouterais
B
tu écoutais
C
tu écouteras
D
tu écoutes

Slide 22 - Quizvraag

Ik weet wat vouloir + pouvoir betekenen en weet hoe ik deze moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Weektaak:


Bron D: maken opdr. 16 t/m 18 op blz. 94 t/m 96

Bron I maken oef. 33 t/m 35 op blz. 108 t/m 110


Slide 24 - Tekstslide

À Faire
Weektaak maken
Oefenen Grammatica/ Voca Slim Stampen
D-toets maken ch. 5 +6

Slide 25 - Tekstslide