H5.1 - Zouten, namen en formules

Start H5 - Zouten (namen & formules)


Hoe worden zouten gevormd?
Ionsoorten leren kennen
Namen en formules van zouten opstellen
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Start H5 - Zouten (namen & formules)


Hoe worden zouten gevormd?
Ionsoorten leren kennen
Namen en formules van zouten opstellen

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
  • TOP-week 3 = SE H1 t/m H5 (en voorkennis) +  §7.3

  • Moeten dus snel beginnen met H5 + §7.3

Slide 2 - Tekstslide

H5 - Zouten en Zoutoplossingen
Paragrafen:
  •  §5.1 => Zoutformules en namen
  •  §5.2 => Zouten in water
  •  §5.3 => Zouthydraten
  •  §5.4 => Reacties tussen ionen 

  •  §7.3 => Molariteit

Slide 3 - Tekstslide

Deze voorkennis moet je hebben:
Ik weet:
  • wat een ion is
  • dat zouten uit een metaal-ion en een niet metaal-ion bestaat

Ik kan:
  • de lading van ionen uit het periodiek systeem afleiden
  • uitleggen wat een ionbinding is

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een zout?
A
Een verbinding van een metaal en een niet-metaal
B
een verbinding van twee metalen
C
een verbinding van twee niet-metalen
D
een moleculaire stof die kan oplossen in water

Slide 5 - Quizvraag

Kies het zout:
A
HCl
B
KCl
C
Cl2
D
K

Slide 6 - Quizvraag


De lading van Fe in Fe2O3 is...
A
2+
B
3+
C
2-
D
3-

Slide 7 - Quizvraag

Zirkonium(IV)oxide is een slechte geleider van stroom.
Waarom?
A
omdat zirkonium(IV)oxide een moleculaire stof is
B
omdat de ionen vastzitten in het ionrooster
C
omdat de ionen zich vrij door het ionrooster kunnen bewegen
D
Omdat zirkonium(IV)oxide slecht oplosbaar is in water

Slide 8 - Quizvraag

Voorkennis
  • Atoommodel van Bohr: 
  • => protonen en neutronen in kern, elektronen in schillen eromheen

  • Valentie-elektronen zijn elektronen in de buitenste schil

  • Edelgasconfiguratie: 8 elektronen in buitenste schil (octet-regel)
 

Slide 9 - Tekstslide

Voorkennis
  • Elektrovalentie van een atoomsoort komt overeen met het aantal elektronen dat een atoom opneemt of afstaat om een ion te worden

  • Metaalatomen hebben positieve elektrovalenties. 
  • => Ze geven elektronen af

  • Niet metaalatomen hebben vrijwel altijd negatieve elektrovalenties 
  • => Ze nemen elektronen op

Slide 10 - Tekstslide

Elektrovalentie en het periodiek systeem
  • Elektrovalentie (lading) van ion af te leiden uit P.S.
  • -> kijk goed naar e- in buitsenste schil
  • => hoeveel kan het afstaan / opnemen?


  • Groepen hebben dezelfde eigenschappen
  • -> Dus vaak overeenkomstige elektrovalentie
  • => Let wel op verschil metaal en niet-metaal atomen!
Groep
Elektro-valentie
lading ion
1
1+
1+
2
2+
2+
15
3-
3-
16
2-
2-
17
1-
1-

Slide 11 - Tekstslide

Voorkennis
Zouten
  • Bestaan uit metaal-ion (positief) & niet-metaal-ion (negatief)

  • Zouten zijn een stapeling van ionen (vast)
  • = Ionrooster

  • + en - ionen wisselen elkaar af 

Slide 12 - Tekstslide

Voorkennis


  • Positieve en negatieve ladingen trekken elkaar aan

  • Aantrekkingskracht tussen de negatieve en positieve ionen noem je de ionbinding

  • Ionbinding = zéér sterk
  • =>  daardoor hoog smeltpunt

Slide 13 - Tekstslide

§5.1 - Namen en formules van zouten

Slide 14 - Tekstslide

Na deze paragraaf
weet ik:
  • dat zouten uit een metaal-ion en een niet metaal-ion bestaat.
  • de namen en formules van de enkelvoudige ionen (blz. 52 + 53)
  • de namen en formules van samengestelde ionen

kan ik:
  • verhoudingsformules opstellen van zouten (met enkelvoudige ionen én samengestelde ionen)
  • namen van zouten geven, aan de hand van verhoudingsformules
  • ladingen van ionen afleiden uit verhoudingsformules

Slide 15 - Tekstslide

Vorming van een zout
  • Na heeft 1 valentie-elektron, wilt deze afstaan
  • Wordt daardoor Na+-ion

  • Cl heeft 7 valentie-elektronen.
  • Wilt er nog 1 voor edelgasconfiguratie
  • Dit elektron kan dus van Na -> Cl 
  • Wordt hierdoor Cl- -ion

  • Er vind dus een elektronen overdracht plaats
  • Lading van ion noemen we ookwel: elektrovalentie

Slide 16 - Tekstslide

Zout
  • Ionen die ontstaan trekken elkaar aan: ionbinding

Slide 17 - Tekstslide

Enkelvoudige ionen
  • Enkelvoudige ionen bestaan uit 1 atoomsoort
  • Er bestaan atoomsoorten met verschillende ion-ladingen
  • => Dit wordt aangeven met Romeinse cijfer: goud(I)-ion of goud(III)-ion

Slide 18 - Tekstslide

Enkelvoudige ionen
  • In de naamgeving eindigen negatieve ionen op -ide

Slide 19 - Tekstslide

Samengestelde ionen
  • Samengestelde ionen bestaan uit twee of meer verschillende atoomsoorten
  • Deze atoomsoorten samen hebben dan een lading
  • Boek blz. 134 & Binas tabel 66B.

Slide 20 - Tekstslide

Enkelvoudige ion
Samengesteld ion
Na+
Cl-
OH-
S2O32-
Br-
Mg2+
NH4+

Slide 21 - Sleepvraag

Naamgeving van een zout
  • Systematische naam: 
  • => naam van het positieve ion + naam van het negatieve ion.
  • Maak eventueel gebruik van Romeinse cijfers (wanneer een atoomsoort meerdere ladingen kan hebben)

  • Bijv. FeCl3: ijzer(III)chloride (uit te spreken als: ijzer-drie-chloride)
  • Bijv. Al2O3: aluminiumoxide 

Slide 22 - Tekstslide

Triviale namen
  • Triviale namen 
  • => de benaming die in het dagelijks leven gebruikt worden, in tegenstelling tot de wetenschappelijke (rationele) naam.

  • Bijv.: keukenzout 
  • keukenzout = triviale naam
  • natriumchloride = de rationele / wetenschappelijke naam

  • Binas Tabel 66A (en 66B)

Slide 23 - Tekstslide

Wat is de rationale naam van waterglas?

(neem altijd volledig over wat in Binas staat)

Slide 24 - Open vraag

Wat is de molecuulformule van hypochloriet?

Slide 25 - Open vraag

Verhoudingsformule van een zout
  • Zouten bestaan uit ionen, maar zijn altijd neutraal geladen
  • -> NaCl, KCl, FeCl3, MgF2,....
  • => Komt door de juiste verhouding positieve en negatieve ionen.
  • => Formule van een zout wordt daarom verhoudingsformule genoemd

  • Ladingen van ionen te vinden in Binas tabel 40A (& 66B = namen)
  • Ladingen bepalen uiteindelijk de verhouding tussen de ionen
  • Let op haakjes bij samengestelde ionen: Al(NO3)3 !!

Slide 26 - Tekstslide

Verhoudingsformule opstellen -> Stappenplan

  1. Lees de naam goed en splits atoomsoorten
  2. Noteer de ionen (inclusie lading)
  3. Bepaal de verhouding (vereenvoudig indien nodig)
  4. Noteer de verhoudingsformule (zet samengestelde ionen tussen haakjes wanneer deze vermeerderd moet worden)

Slide 27 - Tekstslide

Verhoudingsformule opstellen -> Stappenplan

  1. Lees de naam goed en splits atoomsoorten
  2. Noteer de ionen (inclusie lading)
  3. Bepaal de verhouding (vereenvoudig indien nodig)
  4. Noteer de verhoudingsformule (zet samengestelde ionen tussen haakjes wanneer deze vermeerderd moet worden)

Voorbeeld 1 - Magnesiumoxide


  • 1. Magnesium - oxide

  • 2. Mg2+   -   O2
  • 3.    1      :      1  

  • 4. MgO               (want '1' laat je weg) 

Slide 28 - Tekstslide

Verhoudingsformule opstellen -> Stappenplan

  1. Lees de naam goed en splits atoomsoorten
  2. Noteer de ionen (inclusie lading)
  3. Bepaal de verhouding (vereenvoudig indien nodig)
  4. Noteer de verhoudingsformule (zet samengestelde ionen tussen haakjes wanneer deze vermeerderd moet worden)

Voorbeeld 2 - Chroomoxide


  • 1.   Chroom - oxide

  • 2.   Cr3+   -   O2
  • 3.     2      :      3     (evenveel + als - ) 

  • 4.   Cr2O3               

Slide 29 - Tekstslide

Verhoudingsformule opstellen -> Stappenplan

  1. Lees de naam goed en splits atoomsoorten
  2. Noteer de ionen (inclusie lading)
  3. Bepaal de verhouding (vereenvoudig indien nodig)
  4. Noteer de verhoudingsformule (zet samengestelde ionen tussen haakjes wanneer deze vermeerderd moet worden)

Voorbeeld 3 - Lood(II)nitraat


  • 1.   Lood(II) - nitraat

  • 2.   Pb2+   -   NO3
  • 3.      1      :      2  

  • 4.   Pb(NO3)2 

Slide 30 - Tekstslide

Verhoudingsformule opstellen -> Stappenplan

  1. Lees de naam goed en splits atoomsoorten
  2. Noteer de ionen (inclusie lading)
  3. Bepaal de verhouding (vereenvoudig indien nodig)
  4. Noteer de verhoudingsformule (zet samengestelde ionen tussen haakjes wanneer deze vermeerderd moet worden)

Voorbeeld 4 - Kaliumfosfaat


  • 1.   Kalium - fosfaat

  • 2.   K+    -   PO43- 
  • 3.     3     :      1   

  • 4.   K3PO4  (fosfaat hoeft hier niet 
  •                          tussen haakjes)

Slide 31 - Tekstslide

Wat is de juiste verhoudingsformule van zinkhydroxide ?
A
Zn2(OH)2
B
Zn2OH
C
Zn(OH)2
D
ZnOH

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van bariumsulfiet?
A
BaSO4
B
BaS
C
BaSO3
D
Ba(SO4)

Slide 33 - Quizvraag

Let op!!
Bij deze ionen moet je goed opletten op de naam:

sulfide (S2-)
sulfiet (SO32-)
sulfaat (SO42-)

Deze lijken op elkaar, maar zijn anders!! Leer goed het verschil!!

Slide 34 - Tekstslide

Wat is de verhoudingsformule van calciumfosfaat ?
A
Ca3(PO4)2
B
Ca(PO4)3
C
Ca2(PO4)3
D
Ca3PO43

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van natriumsulfaat?
A
Na2S
B
Na2SO4
C
Na2SO3
D
NaSO4

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van natriumwaterstofcarbonaat?
A
Na2CO3
B
NaHCO2
C
NaHCO
D
NaHCO3

Slide 37 - Quizvraag

Geef de verhoudingsformule van: kaliumsulfide

Slide 38 - Open vraag

Geef de verhoudingsformule van: kaliumcarbonaat

Slide 39 - Open vraag

Geef de verhoudingsformule van: calciumsulfiet

Slide 40 - Open vraag

Wat is de lading van de koperionen in azuriet?
A
lading is +
B
lading is 2+
C
lading is 3+
D
Cu is ongeladen

Slide 41 - Quizvraag

§5.1 - Namen en formules van zouten
  • Lees §5.1 door

  • Maak §5.1: opdracht 

Slide 42 - Tekstslide

Wat snap / kan je nu nog niet?

Slide 43 - Open vraag

Klaar!
Lever deze les in

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video