Grammaticaquiz g2b

De grote grammaticaquiz
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

De grote grammaticaquiz

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het allereerste zinsdeel dat je zoekt als je een zin ontleedt?
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
werkwoordelijk gezegde
D
het zelfstandig werkwoord

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de pv in de volgende zin:

Niemand van ons scheen dat te weten.
A
niemand
B
ons
C
scheen
D
weten

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het wg van de volgende zin:

Hij probeert wel vaker schreeuwend de klas binnen te komen.
A
probeert binnen te komen
B
probeert schreeuwend
C
probeert schreeuwend te komen
D
probeert schreeuwend binnen te komen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het wg van de volgende zin:

Trek nooit fietsend je schoenen aan.
A
trek
B
trek aan
C
trek fietsend
D
trek fietsend aan

Slide 5 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp van de zin?
A
wie
B
wie doet het
C
wie of wat doet het
D
wie of wat + wg

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vind je het naamwoordelijk deel?
A
wat + ow + werkwoorden
B
wie of wat + ow + werkwoorden
C
wat + ow
D
wie is iets

Slide 7 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij het naamwoordelijk gezegde?
A
werkwoorden
B
'zijn'
C
'doen'
D
koppelwerkwoorden

Slide 8 - Quizvraag

Hoe kun je checken of een zinsdeel écht het naamwoordelijk deel is?
A
het zegt altijd iets over wat je doet
B
het zegt altijd iets over het onderwerp vd zin
C
het zegt altijd iets over wat je bent
D
het zegt altijd iets over wat je wilt worden

Slide 9 - Quizvraag

Wat is 'een dikke vette onvoldoende' voor zinsdeel:

De docent gaf alle leerlingen een dikke vette onvoldoende.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
naamwoordelijk deel

Slide 10 - Quizvraag

Wat is 'Wie van jullie' voor zinsdeel:

Wie van jullie kan deze zin goed ontleden?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
naamwoordelijk deel

Slide 11 - Quizvraag

Wat is 'brugwachter' voor zinsdeel:

De brugklasleerlingen willen allemaal wel brugwachter worden.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
naamwoordelijk deel

Slide 12 - Quizvraag

Wat is 'de docent' voor zinsdeel:

Niemand durfde de docent iets te vragen.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
naamwoordelijk deel

Slide 13 - Quizvraag

Wat is 'helemaal gek' voor zinsdeel:

Ben je helemaal gek geworden?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
naamwoordelijk deel

Slide 14 - Quizvraag

Wat is 'ons ontbijt' voor zinsdeel:

Op zondagochtend werd ons ontbijt op bed gebracht.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
naamwoordelijk deel

Slide 15 - Quizvraag

Wat is 'ons' voor zinsdeel:

De mentor heeft ons de nieuwe klasindeling laten zien.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij de bijwoordelijke bepaling?
A
waar
B
wanneer
C
wie
D
waarom

Slide 17 - Quizvraag

Wat is GEEN bijwoordelijke bepaling:

Om half 9 waren de meeste van jullie tijdens de les Nederlands nog niet helemaal wakker.
A
om half 9
B
tijdens de les Nederlands
C
nog niet
D
helemaal wakker

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel bijwoordelijke bepaling telt de volgende zin:

De meeste leerlingen van g2b hebben de grammaticaquiz supergoed voorbereid.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quizvraag

Is dit een zin met een ng of een wg?

Er kan er maar één de winnaar zijn.
A
ng
B
wg

Slide 20 - Quizvraag