H9 formuleren opdr 27 tm 31

H9 formuleren 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H9 formuleren 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les: 
- heb je de regels voor hoofdletters en leestekens nog eens herhaald. 
- weet je wat letterlijk en figuurlijk taalgebruik is. 
- weet je wat een herhaling en een opsomming is. 

Slide 2 - Tekstslide

hoofdletters
- Altijd aan het begin van de zin. 
- Namen en achternamen. 
- Namen van merken, aardrijkskundige namen. 
- feestdagen. 

Slide 3 - Tekstslide

Met of zonder hoofdletter?
A
Maaike
B
maaike

Slide 4 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 5 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 6 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen

Slide 7 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
intertoys
B
Intertoys

Slide 8 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis

Slide 9 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 10 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 11 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Gucci
B
gucci

Slide 12 - Quizvraag

opsomming
Als in een tekst een aantal dingen opgenoemd worden. 
bijvoorbeeld: 
- een kilo appels
- een liter melk
- chips
- brood

Slide 13 - Tekstslide

herhaling
Wanneer in een tekst sommige woorden herhaald worden. 

Man, man, man, wat hebben we gelachen!
Jongejonge want een geweldige wedstrijd was dat! 

Slide 14 - Tekstslide

Letterlijk taalgebruik
Je zegt het echt zoals het bedoeld wordt. 
Lekker weertje zeg! 

Figuurlijk taalgebruik. 
Je zegt het met een beetje fantasie, anders dan je echt bedoelt. 
Lekker weertje zeg! 


Slide 15 - Tekstslide

Letterlijk taalgebruik

De boom is groot 

Figuurlijk taalgebruik. 

Een boom van een kerel. 


Slide 16 - Tekstslide

'Geen haar op mijn hoofd, die daar aan denkt!' zei mijn moeder.
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik.

Slide 17 - Quizvraag

Je hebt je tanden goed gepoetst, zei de tandarts.
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik.

Slide 18 - Quizvraag

'Goed bezig!' zei mijn vader, toen hij de onvoldoendes op mijn rapport zag.
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik.

Slide 19 - Quizvraag

Huiswerk

Maak opdracht 27 tm 31 
blz 81-83

Slide 20 - Tekstslide