Les 9 M4 Eco2 - 02122021

Welkom bij Economie in Mavo 4
Les 9
Periode 2
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Economie in Mavo 4
Les 9
Periode 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Start + Welkom
  • Huiswerk controle / bespreken / analyse Rekenvaardigheden: 
  • Maken Par. 2.6 A: Prijzen berekenen
  • Uitleg Par. 2.4 C: Netto Resultaat


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de afzet en omzet berekenen. Je kunt het bruto- of nettoresultaat berekenen.

Je weet wat afschrijvingskosten zijn en hoe je dit berekend.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Afzet
Afzet is het aantal producten dat een bedrijf verkoopt.

Slide 5 - Tekstslide

Omzet
Omzet wordt ook wel opbrengst of verkoopwaarde genoemd.

afzet x de verkoopprijs

LET OP: de verkoopprijs is ALTIJD exclusief btw!

Slide 6 - Tekstslide

Netto winst berekening:
Verkoop (omzet)  (= afzet x verkoopprijs)
Inkoopwaarde -
Brutowinst          (= Toegevoegde waarde) 
Bedrijskosten -
Netto winst  of   Netto verlies

verkoop- inkoop = bruto winst - kosten = netto winst

Slide 7 - Tekstslide

Restwaarde en afschrijving
Bedrijven hebben kapitaalgoederen (kassa's, kledingrekken, etc.). Die spullen gaan een tijd mee, daarna kun je ze vaak nog verkopen, dat is de restwaarde.

Kapitaalgoederen worden steeds minder waard, de waardevermindering noem je afschrijving. De formule voor afschrijving:

(aanschafwaarde - restwaarde) 
-----------------------------------   =    Afschrijving per jaar
         aantal gebruiksjaren

Slide 8 - Tekstslide

Vragen?
VRAGEN?

Slide 9 - Tekstslide

Learnbeat

Maken par. 2.4 C:
Netto Resultaat

SUCCES!!!

Slide 10 - Tekstslide

Vragen?

Slide 11 - Tekstslide

Controleren lesdoelen
  • Je kunt de afzet en omzet berekenen. Je kunt het bruto- of nettoresultaat berekenen.

  • Je weet wat afschrijvingskosten zijn en hoe je dit berekend.

Slide 12 - Tekstslide

De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

De omzet is € 25.000, de inkoopwaarde is € 12.347. Hoeveel is de brutowinst?

Slide 14 - Open vraag

Noem een voorbeeld van bedrijfskosten.

Slide 15 - Open vraag

Noem een voorbeeld van vaste kosten.

Slide 16 - Open vraag

Hoe bereken je de brutowinst?
A
nettowinst - bedrijfskosten
B
omzet - inkoopprijs
C
afzet x prijs
D
bedrijfskosten - inkoopprijs

Slide 17 - Quizvraag

Hoe bereken je de omzet?
A
nettowinst + bedrijfskosten
B
Verkoopprijs - inkoopprijs
C
afzet x prijs
D
bedrijfskosten - inkoopprijs

Slide 18 - Quizvraag

De omzet van de kledingwinkel van Tevin is
€ 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de kosten zijn € 7.500. De brutowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000

Slide 19 - Quizvraag

Joyce heeft een lampenwinkel. Haar omzet in november dit jaar is € 22.000. In dezelfde maand vorig jaar was dat € 20.000.
Wat is er veranderd aan de omzet?
A
De omzet is gestegen met € 22.000.
B
De omzet is gestegen met € 2.000.
C
De omzet is gedaald met € 2.000.
D
De omzet is gedaald met € 20.000.

Slide 20 - Quizvraag

Krijn is deze week tevreden over de behaalde brutowinst.
Uit welke twee delen bestaat de brutowinst?
A
inkoopwaarde & omzet
B
nettowinst & bedrijfskosten

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk:

Weektaak:
Heel par 2.4 A + B
+ 2.6 A

Succes!!!

Slide 22 - Tekstslide