Hoofdstuk 10 Bij de fietsenmaker

Hoofdstuk 10 Bij de fietsenmaker
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NISK

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 10 Bij de fietsenmaker

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
1. Kort kennismaken
2. Bespreken (voorlopige) studiewijzer
3. Terugkijken op TOA-toets en schrijven van een advertentie voor marktplaats
2. Herhalen soft-ketchup en imperfectum
3. Starten met hoofdstuk 10 'Bij de fietsenmaker' (vocabulaire)

Slide 2 - Tekstslide

Kort kennismaken! Ik ben Yvonne. Wie ben jij?

Slide 3 - Tekstslide

Kennismaken met elkaar!

Opdracht: interview elkaar in tweetallen.

Slide 4 - Tekstslide

Herhalen Soft-ketchup en perfectum

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica Soft-ketchup
1. kijk naar het hele werkwoord
2. haal en weg
3. schrijf de ik-vorm
4. staat de laatste letter van het hele werkwoord - en
in Soft-ketchup?
 Ja?     + te                               Nee? + de

 

Slide 6 - Tekstslide

Grammatica Soft-ketchup
werkwoord: dansen
1. kijk naar het hele werkwoord
2. haal en weg  (dans)  
3. schrijf de ik-vorm: dans
4. staat de laatste letter van het hele werkwoord - en
in Soft-ketchup?
 Ja?     + te                               Nee? + de
      danste

 

Slide 7 - Tekstslide

Grammatica Soft-ketchup
werkwoord: wonen
1. kijk naar het hele werkwoord
2. haal en weg  (won)  
3. schrijf de ik-vorm: woon
4. staat de laatste letter van het hele werkwoord - en
in Soft-ketchup?
Ja?     + te                               Nee? + de
      woonde

 

Slide 8 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden (regular verbs)
Quiz!

Slide 9 - Tekstslide

Gisteren ... (schrobben) hij de hele dag.

Slide 10 - Open vraag

Gisteren ... (blaffen)de hond de hele dag.

Slide 11 - Open vraag

Gisteren(vegen).... ik vloer.

Slide 12 - Open vraag

Gisteren ...... (verhuizen) wij mijn tafels en stoelen.

Slide 13 - Open vraag

Onregelmatige werkwoorden (irregular verbs)
Quiz!

Slide 14 - Tekstslide

Gisteren ............. zij 3 boeken. (lezen)

Slide 15 - Open vraag

Gisteren ............. hij de hele dag in een Ferrari. (rijden)

Slide 16 - Open vraag

Ik ... .vorige maand twee weken in Italië. (zijn?

Slide 17 - Open vraag

Waar ..... jij vorige keer ? (zitten)

Slide 18 - Open vraag

Bij wie ... zij gisteren? (slapen)

Slide 19 - Open vraag

Gisteren .... zij in de Maas. (zwemmen)

Slide 20 - Open vraag

Taylor Swift ... gisteren mooi.(zingen)

Slide 21 - Open vraag

Dus..
Tegenwoordige tijd = Ik woon nu in Nederland

Imperfectum = Ik woonde in Nederland

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdstuk 10 'Bij de fietsenmaker'
Fiets - Fietsenmaker
Kun je fietsen?
Hebben jullie een fiets?
Wat voor fiets heb je?
Zouden jullie voortaan fietsen naar jullie beroep of studie?
Is fietsen ook belangrijk in jullie oorspronkelijke landen?

Slide 23 - Tekstslide

Luisteropdracht


1. Waar komt Khalil vandaan?
2. Waar woont Khalil nu?
3. Welke kleur heeft de fiets die Khalil maakt?
4. Wat maakt Khalil aan deze fiets?
5. Verkoopt Khalil ook een nieuwe buitenband?



Slide 24 - Tekstslide

Dialoog H.10 p.129-130
Opdracht: vorm tweetallen en lees samen het dialoog. Wissel van karakter. 

Klaar?
Woordenlijst bekijken en opdracht maken
Opdracht bespreken

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Dialoog H.10 p.129-130
Opdracht: vorm tweetallen en lees samen het dialoog. Wissel van karakter. 

Klaar?
Woordenlijst bekijken en opdracht maken
Opdracht bespreken

Slide 27 - Tekstslide

Betekenen vs bedoelen
Betekenen (betekenis) = meaning of a word/sentence/symbol
Wat betekent het woord 'gezellig'?
Een rood verkeerslicht betekent dat je moet stoppen.

Bedoelen (bedoeling) = to represent a goal/an intention
Ik heb geen idee wat hij bedoelt.
Wat is de bedoeling van de vergadering.
Je zegt veel. Wat bedoel je?

Slide 28 - Tekstslide

Iedereen is geslaagd. Dat ... dat ik ook een voldoende heb
A
betekent
B
bedoelt

Slide 29 - Quizvraag

Niemand luistert naar mij. Wat ... je daar precies mee?
A
beteken
B
bedoel

Slide 30 - Quizvraag

Een van jullie mag mee. Wie ... je?
A
beteken
B
bedoel

Slide 31 - Quizvraag

Het is inderdaad raar dat de telefoon nu al stuk is. ... u dat ik mijn geld terugkrijg?
A
beteken
B
bedoel

Slide 32 - Quizvraag

Er staat rond die tijd altijd veel file. Dat ... dat we op tijd moeten vertrekken.
A
beteken
B
bedoel

Slide 33 - Quizvraag

Ik snap niet helemaal wat je daarmee wilt zeggen. Ik ... dat je gezonder moet eten
A
beteken
B
bedoel

Slide 34 - Quizvraag

Zelfstandige opdracht
Gatentekst maken (uitdelen)


Tekst bespreken

Slide 35 - Tekstslide

Samen maken
Opdracht 6

Slide 36 - Tekstslide

Imperfectum
Het regende gisteren en het was een beetje glad

Ik fietste weg van onze praktijk, wilde rechts afslaan en gleed weg.

Ik mankeerde zelf niets, maar mijn fiets wel. 

Slide 37 - Tekstslide

Imperfectum regelmatige werkwoorden
1. Kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. Kijk naar de stam van het woord
3. Is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + te(n)
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + de(n)

Slide 38 - Tekstslide

Werkwoord fietsen
1. kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. kijk naar de stam van het woord (fiets)
3. is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + te(n) (fiets --> fietste(n))
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + d

Slide 39 - Tekstslide

Werkwoord mankeren
1. kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. kijk naar de stam van het woord (mankeer)
3. is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + te(n) 
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + d (mankeer--> mankeerde(n))

Slide 40 - Tekstslide

Maak zinnen in het imperfectum
Gebruik de onderstaande woorden:
- verhuizen
- praten
- werken
- reizen
- maken

Slide 41 - Tekstslide

Imperfectum Onregelmatige werkwoorden
Bijlage 3 in het boek.

Uit je hoofd leren!

Slide 42 - Tekstslide

Maak zinnen in het imperfectum
Gebruik de onderstaande woorden:
- lezen
- lopen
- zijn 
- gaan
- brengen

Slide 43 - Tekstslide

Schrijfopdracht
Wat heb jij afgelopen weekend gedaan? (gebruik perfectum)

Slide 44 - Tekstslide

Opdracht 7 + 8 grammatica
Maken

Slide 45 - Tekstslide

Maken opdracht 9 + 10

Slide 46 - Tekstslide

Spreekopdracht tweetallen
Opdracht 11

Slide 47 - Tekstslide

Opdracht 13 tekst samen maken
+ opdr. 14

Slide 48 - Tekstslide

Extra (schrijf- en spreek)opdrachten
Schrijf in tweetallen een verhaal met de woorden die je kunt vinden op pagina 129-130.

Slide 49 - Tekstslide

Extra luisteropdrachten
https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-oefeningen-2/#a1-luisteren (luisteropdrachten)
https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-menu/ (op deze website kun je ook andere oefenopdrachten, zoals grammatica of lezen, maken)
https://www.nl.ver-taal.com/cultuur.htm (luisteropdrachten muziek)
https://www.nl.ver-taal.com/spotjes.htm (luisteropdrachten boodschappen doen)
https://sites.google.com/vocvo.be/leeromgeving-nieuw-leven/oefeningen (Verschillende luisteropdrachten leeromgeving Nieuw Leven)
https://virtueletraining.com/luisteren/verhalen/ (luisteropdrachten verhalen)

Slide 50 - Tekstslide