English basics lesson 8 Grammar recap!

Reader English basics & grammar recap
English basics & grammar recap.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Reader English basics & grammar recap
English basics & grammar recap.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Think
25 seconds

Talk 
25 seconds
Op de volgende pagina zie je een foto.

- Je mag 25 seconden nadenken.
- Daarna geef ik een beurt.
- Je praat 25 seconden Engels over de foto.

TIP:
  • tellen
  • kleuren noemen
  • waar in het plaatje

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:25

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goal of this lesson
Je toetst je kennis over grammatica onderdelen: 

werkwoorden & shit-regel
spelfouten maken het verschil
M.I.N.T.S.
woordvolgorde

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the gap:

John .............. to drink coffee.
A
like
B
likes
C
is liking

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



I ............... to work every day.
A
go
B
goes
C
am going

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


My mother always .............. a cake
on my birthday.
A
bake
B
bakes
C
is baking

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



He .................. too much! (worry)
A
worrys
B
worries

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Yesterday, I ................. soccer with my friends (to play)
A
play
B
plays
C
is playing
D
played

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Kelly ........... a new dress last week.
(to buy)
A
buy
B
buyed
C
is buying
D
bought

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


I .............. a professional singer
when I was 20 years old. (to be)
A
was
B
were
C
am

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

[1:54]
When should you use capital
letters in English?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



The hotel has .............. own pool.
A
it's
B
its
C
it is

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



It's a .............. day.
A
beautiful
B
beautifull

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Grammar is more important
.............. you think.
A
than
B
then

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Is this .............. car?
A
your
B
you're

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Is this .............. car?
A
their
B
they're
C
there

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



.............. .............. you yesterday?
A
where - we're
B
where - where
C
where - were
D
were - we're

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I have .............. cats.
I love .............. play with them,
but it takes .............. much time.
A
two - to - to
B
two - too - to
C
two - too- too
D
two - to - too

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

English

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word order.
DUTCH
Mijn vrienden willen vanavond 
naar een Italiaans restaurant gaan.

ENGLISH
My friends want to go to an Italian restaurant tonight.






Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word order:
In het Nederlands ziet een standaard zin er zo uit:
Onderwerp (wie) - Werkwoord (doet) - 
Tijd (wanneer) - Plaats (Waar) - 2e werkwoord (wat).

In het Engels ziet een standaard zin er zo uit:
Subject (wie) - Verbs (doet) - Object (wat) - 
Place (waar) - Time (wanneer)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word Order - wat is de juiste volgorde van de zinsdelen?
WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
I
last week
a blue shirt
in the shop
bought

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
Carolyn
right now
her dog
in the park
is walking

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
James
tomorrow
Jan a book
at school
will give

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
Pat and Jo
last year
on a trip
to Spain
have been

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie
bijwoord
doet
wat
waar
wanneer
Word Order: bijwoord
They
on Friday
fish
at home
eat
always

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Check 'Reader English basics' in Teams.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies