In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Creatief schrijven & Spelling
les 7
Nederlands Periode 1 VWO 1 2023-2024
Slide 1 - Tekstslide
Vorige les ...
... heb je geleerd hoe je verkleinwoorden schrijft.
Slide 2 - Tekstslide
Aan het einde van deze les...
...weet je weer hoe het zit met de regels voor verkleinwoorden.
...weet je wat andere leerlingen goed/fout kunnen doen tijdens het schrijven van een sprookje.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
timer
10:00
Gebruik slide 4 om tot het juiste antwoord te komen.
Slide 5 - Tekstslide
Zin goed of fout?
Sophie heeft in haar sprookje de volgende zin geschreven:
“De kabouters naar het dorp lopen gingen erg snel!”
1 min bedenktijd Bekijk daarna pas het antwoord op de volgende slide.
Slide 6 - Tekstslide
Een perfect sprookje schrijven doe je zo. Of toch niet?
Antwoord: de zin heeft geen logische woordvolgorde. De woorden staan op de verkeerde plek in de zin. Sophie had moeten schrijven:
Goed “De kabouters gingen erg snel naar het dorp lopen!”
Fout “De kabouters naar het dorp lopen gingen erg snel!”
Zorg ervoor dat je foutloos schrijft, anders gaan er punten vanaf op de eindtoets. De zinnen moeten een logische woordvolgorde hebben.
Slide 7 - Tekstslide
Wat gaat goed of fout?
Alex schreef in zijn sprookje het volgende stuk:
de draken toen naar het kasteel en probeerde koning jan te vernietigen
Bedenktijd 1 minuut. Bekijk daarna pas het antwoord op de volgende slide.
Slide 8 - Tekstslide
Wat gaat goed of fout?
“de draken kwamen toen naar het kasteel en probeerden koning jan te vernietigen."
Goed
Veel fantasie gebruikt! Draken, de koning en pratende wolven. Fout Alex begint deze zin niet met een hoofdletter en eindigt niet met een punt na ‘vernietigen’. Ook heeft hij de naam van de koning vergeten met een hoofdletter op te schrijven. Eigennamen schrijf je met een hoofdletter. Hiervoor krijgt Alex dus aftrek op de eindtoets.
Slide 9 - Tekstslide
Goed of fout?
Bram schreef in zijn sprookje:
“En toen ging de kabouter op pad. De kabouter had erg veel trek. De kabouter besloot om een stukje van zijn paddenstoel af te breken en op te peuzelen. De kabouter pakte zijn mesje en sneed een heerlijk sappig stuk af van het huisje.”
Schrijf dit voor jezelf op. Bekijk daarna pas het antwoord op de volgende slide.
Slide 10 - Tekstslide
Fout Er is sprake van een storende woordherhaling.
“En toen ging de kabouter op pad. De kabouter had erg veel trek. De kabouter besloot om een stukje van zijn paddenstoel af te breken en op te peuzelen. De kabouter pakte zijn mesje en sneed een heerlijk sappig stuk af van het huisje.”
Hiervoor krijg je ook puntenaftrek op de toets.
Hoe had Bram dit beter op kunnen schrijven?
Slide 11 - Tekstslide
FOUT “En toen ging de kabouter op pad. De kabouter had erg veel trek. De kabouter besloot om een stukje van zijn paddenstoel af te breken en op te peuzelen. De kabouter pakte zijn mesje en sneed een heerlijk sappig stuk af van het huisje.”
GOED “En toen ging de kabouter op pad. Hij had erg veel trek. Het kleine mannetje besloot om een stukje van zijn paddenstoel af te breken en op te peuzelen. Met zijn mesje sneed het ondeugende knaapje een heerlijk sappig stuk af van het huisje.”
Slide 12 - Tekstslide
Hoofdletters
1. Aan het begin van een zin.
2. De eerste letter van een naam.
3. Aardrijkskundige namen.
4. Namen van talen/dialecten.
5. Namen van specifieke bevolkingsgroepen.
6. Heilige personen en objecten.
Slide 13 - Tekstslide
1. Begin van een zin
De kabouter ging...
Tenzij:
's Ochtends...
4 euro voor...
Slide 14 - Tekstslide
2. De eerste letter van een naam
Hendrik de Jong
meneer H. de Jong
meneer De Jong
mevrouw Van der Pol
G.A. de Ridder.
Slide 15 - Tekstslide
3. Aardrijkskundige namen
België, Europa, de Maas, Zuidpool, de Himalaya, Amsterdammer, Zuid-Afrikaanse wijn, 's- Hertogenbosch
Slide 16 - Tekstslide
5. Namen van specifieke bevolkingsgroepen
Nederlands, de Nederlandse taal, Limburgs, Duitstalig, Franse les
Slide 17 - Tekstslide
6. Heilige personen of objecten
God, Boeddha, de Bijbel, Koran, Mariabeeld, Bijbelstudie
Maar...
een bijbel, christen, moslim
Slide 18 - Tekstslide
Komma, vraagteken en punt
Komma: in een opsomming of voorafgaand aan een voegwoord.
De tas, de fiets, de mobiel...
Hij ging naar huis, omdat hij zich niet lekker voelde.
Vraagteken: aan het einde van een vraagzin.
Wat is jouw vraag?
Punt: aan het einde van een zin of in afkortingen.
Slide 19 - Tekstslide
Interpunctie =
het gebruik van leestekens (punten, komma's enzovoorts) in een tekst.
Slide 20 - Tekstslide
Je schrijft geen hoofdletter wanneer...
A
je begint met een zin.
B
je een eigennaam spelt.
C
de zin met een getal begint
D
de zin met de afkorting 'des' begint
Slide 21 - Quizvraag
Wat is fout gespeld?
A
Christen
B
christen
C
God
D
Bijbel
Slide 22 - Quizvraag
Wat is fout gespeld?
A
moslim
B
de Koran
C
Ramadan
D
ramadan
Slide 23 - Quizvraag
Welke woorden zijn fout gespeld?
A
Zuid-Holland
B
noord-Holland
C
Noord-Holland
D
zuid-holland
Slide 24 - Quizvraag
Wat is correct?
A
meneer De Boer
B
meneer de Boer
C
Meneer De Boer
D
meneer De boer
Slide 25 - Quizvraag
De tas, de fiets, de mobiel...
A
Dit is een overdrijving
B
Dit is een understatement
C
Dit is een opsomming
D
Dit is een gezegde
Slide 26 - Quizvraag
Wat is goed?
A
mevrouw Van der Pol
B
mevrouw van der Pol
Slide 27 - Quizvraag
Maak een zin en verwerk: - 4 hoofdletters, - 3 komma's, -1 punt.
Slide 28 - Open vraag
Aan de slag! Maak voor jezelf een lijst van vijf dingen waar jij rekening mee gaat houden tijdens het schrijven van het sprookje. Denk aan taalverzorging en interpunctie. Schrijf dit op in een document in Word.