Recap unit 2 (1A)

Recap unit 2
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Recap unit 2

Slide 1 - Tekstslide

Round 1: Time

Slide 2 - Tekstslide

Welk voorzetsel gebruiken we in het Engels om tijd aan te geven?
(we are meeting ....... 10:30.)
A
on
B
in
C
of
D
at

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels:
Het is 08:30.
It is ...

Slide 4 - Open vraag

Vertaal naar het Engels:
Het is 10:15.
It is ...

Slide 5 - Open vraag

Vertaal naar het Engels:
Het is 17:36.
It is ...

Slide 6 - Open vraag

Vertaal naar het Engels:
Het is 14:04.
It is ...

Slide 7 - Open vraag

Vertaal naar het Engels:
Het is 12:45.
It is ...

Slide 8 - Open vraag

Vertaal naar het Engels:
Het is 18:17.
It is ...

Slide 9 - Open vraag

Round 2: Numbers

Slide 10 - Tekstslide

Vertaal naar het Engels:
tweede
A
twoth
B
second
C
seconth
D
two

Slide 11 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels:
vijfde
A
fiveth
B
fivth
C
fifth
D
five

Slide 12 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels:
18e

Slide 13 - Open vraag

Vertaal naar het Engels:
12e

Slide 14 - Open vraag

Vertaal naar het Engels:
27e

Slide 15 - Open vraag

Round 3: Days and Months

Slide 16 - Tekstslide

Welk voorzetsel gebruiken we in het Engels om aan te geven op welke dag iets is?
(We're going ....... Thursday.)
A
on
B
in
C
of
D
at

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels:
dinsdag

Slide 18 - Open vraag

Vertaal naar het Engels:
Woensdag

Slide 19 - Open vraag

Welk voorzetsel gebruiken we in het Engels om
aan te geven in welke maand iets is?
(I'm going ...... January.)
A
on
B
in
C
of
D
at

Slide 20 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels:
februari

Slide 21 - Open vraag

Vertaal naar het Engels:
juli

Slide 22 - Open vraag

Round 4: Dates

Slide 23 - Tekstslide

Hoe schrijf je 14/09 in het Engels?
A
14 September
B
14th September
C
14 september
D
September 14th

Slide 24 - Quizvraag

Hoe schrijf je 31/10 in het Engels?
A
thirty-first October
B
the thirty-first of October
C
October thirty-one
D
October the thirty-first

Slide 25 - Quizvraag

Vertaal en schrijf voluit:
24/12

Slide 26 - Open vraag

Vertaal en schrijf voluit:
woensdag 14/02

Slide 27 - Open vraag

Vertaal en schrijf voluit:
zaterdag 09/07

Slide 28 - Open vraag

Vertaal en schrijf voluit:
donderdag 04/01

Slide 29 - Open vraag

Round 5: Much / many

Slide 30 - Tekstslide

Wat betekenen much en many in het Nederlands?

Slide 31 - Open vraag

I ate ... cookies at the party.
A
much
B
many

Slide 32 - Quizvraag

How ... sugar do you need for the recipe?
A
much
B
many

Slide 33 - Quizvraag

There is ... noise outside on New Years Eve.
A
much
B
many

Slide 34 - Quizvraag

We saw ... birds at the park.
A
much
B
many

Slide 35 - Quizvraag

I don't have ... time left to finish my report.
A
much
B
many

Slide 36 - Quizvraag

Round 6: Have got

Slide 37 - Tekstslide

+ I ... a new phone.

Slide 38 - Open vraag

? ... you ... tickets for the concert?

Slide 39 - Open vraag

+ He ... an appointment at the dentist.

Slide 40 - Open vraag

- We ... any pets at home.

Slide 41 - Open vraag

? ... he ... a lot of homework?

Slide 42 - Open vraag

- She ... time to see me today.

Slide 43 - Open vraag

Round 7: To be

Slide 44 - Tekstslide

They ... always helpful.

Slide 45 - Open vraag

I ... tired from the long walk.

Slide 46 - Open vraag

The book ... on the table.

Slide 47 - Open vraag

Peter ... my best friend.

Slide 48 - Open vraag

You ... the best singer I know.

Slide 49 - Open vraag

Slide 50 - Tekstslide